[Duncan, Joan]
DUNCAN (Joan), geb. 1690, gest. te 's Gravenhage 1753. Hij studeerde te Leiden in de rechten, waar hij ook promoveerde. Later werd hij benoemd tot 's Prinsen gewonen raad en requestmeester en tot raad en rekenmeester zijner domeinen. Als zoodanig werd hij in 1732 aangewezen door den meerderjarig geworden Prins van Oranje, den lateren Willem IV, om met Diederik baron van Lijnden en Hobbe baron van Aylva te Berlijn de in 1722 afgebroken onderhandelingen met den Koning van Pruisen, Frederik Willem I (1713-40), te gaan hervatten, ten einde tot een vergelijk te komen in zake de erfenis der Oranjes, wier geslacht in de mannelijke lijn was uitgestorven met den dood van den koning-stadhouder Willem III (1702). Het verdeelingsverdrag is datzelfde jaar tot stand gekomen.
Nog als student aan de leidsche hoogeschool had hij nauwe vriendschapsbanden aangeknoopt met Pieter de Huibert, heer van Kruiningen, sinds 1717 drossaard van Muiden, en met Mr. J.J. Mauricius, den lateren G.-G. van Suriname, die vele zijner gedichten aan deze trouwe vrienden heeft opgedragen en in 1753 in zijn gedicht De Tempel der Vriendschap deze onafgebroken 45jarige vriendschap heeft herdacht.
Zijn naam bleef verbonden aan de Bibliotheca Duncaniana, bestaande uit 460 deelen in 4o, die hij aan het land vermaakte; de ongeveer 20.000 boekjes, die in die deelen waren bijeengebonden, vormen thans het voornaamste bestanddeel der bekende pamfletten-verzameling in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage.
Zie: Wagenaar, Vad. hist. XIX, 93; v. Sypesteyn, J.J. Mauricius ('s Gravenh. 1858); Knuttel, Catal. v. pamfl. I.
Bartelds