[Duker, Joannes]
DUKER (Joannes), of Duiker(ius), Duykerius, Ducherius, geb. te Amsterdam in de tweede helft van de 17e eeuw. Zijn levensloop is niet in bijzonderheden bekend; zijn geschriften brachten heel kerkelijk Holland in beroering. Hij heeft ook Willem Deurhoff (zie in dit deel, kol. 382) aangevallen en als Spinozist aangewezen. Hij was proponent, maar kreeg geen beroep om zijn stamelen. Hij schreef: Regtsinnige harpstoffe: gesangen en vaarsen over de Heydelbergse Catechismus (Amst. 1685); Gezangen over den Heid. Cat., met spreuken van de beroemde oudvaderen (Amst. 1685); De geoopende deure tot de Heylige godgeleerdheyd.... (Amst. 1687); Korte verhandeling der Alg. Kerkel. Gesch. van de hemelvaart tot 1686 (Amst. 1686); Het leven van Philopater.... (Gron. 1691), met drie vervolgen daarop (Gron. 1697; Harderw. 1697) en: Verhael van een wonderlijk gezicht.... (‘Nieuwstad’, z.j.). Voorts: Schouburgh der Needer-Duijtsche letter-, spel- en leeskonst.... (Amst. 1696) en: Voordbeeldsels der oude wijzen.... (Amst. 1700).
Zie: van Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. II, 651-653.
Knipscheer