[Douwen, Wiebe Jans van]
DOUWEN (Wiebe Jans van), geb. te Dokkum 13 April 1846, overl. te 's Gravenhage 20 Aug. 1912. Hij studeerde te Amsterdam in de godgeleerdheid en werd doopsgezind predikant te Borne 4 Juni 1871, te de Rijp 27 Sept. 1874, te Bolsward 16 Oct. 1887, te Almelo begin Oct. 1892; emeritus in 1911. Hierna woonde hij te 's Gravenhage. Prof. J.P.N. Land heeft hem in het Syrisch onderwezen en verklaart dat de vertaling van het volgende werk geheel door hem is vervaardigd; Joannis Episcopi Efesi monophysitae commentarii de beatis orientalibus et historiae ecclesiasticae fragmenta. Latina verterunt W.J. van Douwen en J.P.N. Land; edidit Academia regia disciplinarum Nederlandica (Amstelod. 1889) (zie Letterk. verhand. der Kon. Acad. XVIII). Toen er sprake was van de stichting van een afzonderlijken leerstoel voor het Syrisch aan een onzer universiteiten is hij daarvoor genoemd, doch het plan kwam niet tot uitvoering. Verschillende artikelen schreef hij in De Zondagsbode. In de Doopsgezinde Bijdragen van 1912 verscheen na zijn dood: De afscheiding van de Huiskoopers of Oude Vlamingen (1587) en die van de Jan Jacobsgezinden (1599). In het Theologisch Tijdschrift (1898), 1-67, 115-159, 227-282 schreef hij: Socinianen en Doopsgezinden, ook afzonderlijk verschenen in hetzelfde jaar als: Socinianen en Doopsgezinden, doopsgez. historien (1559-1626) (Leid. 1898), een baanbrekende studie.
Zie: van Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. II, 571-573; Catalogus van de bibliotheek van de Doopsgez. gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 109.
Knipscheer