[Domburch]
DOMBURCH (geslacht). Dit geslacht, dat reeds uit de dertiende eeuw dagteekent, kwam in Zeeland tot groot aanzien. Zoo wordt een Klaas van D. in 1400 baljuw van Middelburg en is hij of een naamgenoot van 1407-20 clerc, d.i. secretaris dier stad. Leden van dit geslacht komen voor als burgemeesters der zeeuwsche hoofdstad, als baljuwen van Brouwershaven, Ierseke, Reimerswaal en Domburg. Hun naam komt ook voor onder de quartiermeesters van Middelburg. Bij de inneming van de stad Vlissingen door die van Sluis kwam een Wouter v.D. om het leven (16 Mei 1485). Zijn zoons waren Jacob en Pancras. De laatste, die in Zoutelande gevestigd bleef, had, blijkens de in 1906 ontdekte fraaie grafzerk op het kerkhof aldaar, twee dochters Catharina en Cornelia (gest. 1509). Van het aanzien dezer familie getuigt ook de verwantschap door aanhuwelijking met de geslachten van Borssele, van Brigdamme, Ruichrok van de Werve, van Wissekerke, van Schengen, Schenck van Nydeggen e.a.
Ook behoorden er enkelen van hen tot den geestelijken stand. Zoo werd een Hendrik v.D. penitentiarius van paus Urbanus VI (1378-89) te Rome, blijkens de stadsrekening van Middelburg uit het jaar 1380, waarbij hem geldelijke steun voor de reis derwaarts verleend werd.
Onjuist is de bewering, dat destad van dien naam op Walcheren aan leden van het geslacht Domburch of Dumborch zou behoord hebben. Ze is tot 1453 een vrije, d.i. grafelijke stad gebleven.
Zie: Kesteloo, Domburg in woord en beeld (Middelb. 1913); Smallegange, Cronyk van Zeeland (Middelb. 1696); W. te Water en J.v. Grypskerke, Het hoog adelyk en adelryk Zeelant (Middelb. 1761); Lantsheer, Zelandia illustrata (Middelb. 1879).
Bartelds