Brussel moet echter wel door de inquisitie onderbroken zijn. In 1578 is hij aldaar althans teruggekeerd na een langdurige afwezigheid in het buitenland. Maar vooral daarna was hij bekend om zijn kennis van vele vreemde talen. Met zijn ambtgenooten Johannes Florianus (zie dl. IV, kol. 604-606), Petrus Plancius (zie dl. IV, kol. 1077-1086) en Lucas Trelcatius Sr. (zie M. Siegenbeek, Gesch. der Leidsche hoogeschool II [Leid. 1832], Toev. en Bijl., 70 v.) verliet hij op 8 Maart 1585 Brussel, na de overwinning van Parma. Vlissingen was toen vol vlaamsche en waalsche uitgewekenen. Reeds in 1583 is hij vergeefs aangezocht voor de hollandsche gemeente te Londen (Ned. Arch. voor Kerkgesch. 1910, 57, aant. 1; M. Woudstra, De Holl. Vreemdel. Gem. te Londen (Gron. 1908), 148), in 1585 voor Dantzig. In 1588 was hij in correspondentie met Adriaan Saravia (zie dl. VII, kol. 1097), met D. Sonoy (zie dl. V, kol. 773-775) en met Johannes Becius (zie dl. I, kol. 267 en Kron. Hist. Gen. [1868], 497). Over zijn verhouding tot Marnix en zijn aanstelling als revisor van de bijbelvertaling, zie dl. I, kol. 1307-1312 en G. Tjalma, Phil. v. Marnix (Amst. 1896), 291 v., 301. De zeeuwsche synode van 1588 zond hem met Wernerus Helmichius (zie dl. III, kol. 564-568) en Nicolaas Sopingius (zie dl. V, kol. 778 v.) naar Engeland; hij was de hoofdpersoon. Reeds als predikant te Brussel heeft hij de nationale synode te Middelburg van 1581 bijgewoond, waar hem werd opgedragen de nederlandsche vertaling van de geloofsbelijdenis te bewerken, hetgeen echter is gedaan door Arnold Cornelisz Crusius (zie dl. IV, kol. 480-484). In Febr. 1591 was hij voorzitter van de provinciale synode te Middelburg. Zijn eerste huwelijk was inet I.
ijsken Mochaerts, zijn tweede (3 Maart 1588) met Sara Colonius, zuster van Daniel Colonius (zie dl. IV, kol. 446), dochter van Pieter Colonius, raad en vroedschap te Vlissingen. Hij is begraven in de Groote Kerk te Middelburg.
Zijn portret bevond zich bij Mr. B. v.d. Feen te Alkmaar.
Zie: van Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. II, 492-496; F.S. Knipscheer, Invoering en waard. van de belijdenisschr. in Ned. vóór 1618 (Leid. 1907), 68, 70: Ned. Archief voor Kerkgesch. (1899), 168, aant. 4, 444, (1909), 57; C. Sepp, Bibliogr. mededeelingen (Leid. 1883), 95; H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert I (Amst. 1874), 189, aant. 1; J. de Jong, De voorber. en constit. van het Kerkverband.... (Gron. 1911), 191.
Knipscheer