[Deynse, jonker Bernart van]
DEYNSE (jonker Bernart van), heer tot Hertselaere en Haesdonck, zoon van Hendrik v.D. en Catelina van Damme, geb. in Vlaanderen in 1503, overl. te Hulst 29 Aug. 1583, huwde te Axel in 1550 met Maria Reeckenaarts, dochter van Adriaan R., overl. te Middelburg 17 Mei 1601.
Omstreeks 1561 was hij in dienst van koning Philips II, maar sloot zich later bij de Hervormden aan. Hij was in Axel een der voormannen van het ‘Consistorie van zorg en beheer der jonge gemeente van nieuwe geloovigen’, huisvestte een predikant, liet te zijnen huize preeken en stond in betrekking tot ‘keercbrekers’ en gewapende Geuzen, die aanslagen pleegden op Hulst. Door het optreden van den baljuw kwam er in Oct. 1566 een reactie: zij, die niet wilden ‘branden of hangen’, moesten zich uit de voeten maken.
Hij kreeg op 9 Juli 1571 van Lancelot van Brederode, toen admiraal van Prins Willem van Oranje, een aanstelling tot kapitein van een schip van oorlog.
Het is niet bekend of hij zich bij de Watergeuzen bevond, toen dezen op 1 April 1572 den Briel innamen.
Op 9 Febr. 1573 zond de Prins hem uit Delft een brief, waarin hem werd opgedragen naar Vlaanderen te gaan en daar zooveel mogelijk krijgsvolk op te nemen, om de Spanjaarden afbreuk te doen. In Maart 1578 maakten zijn soldaten met hulp van burgers van Gent zich van Hulst meester; op 5 Nov. 1578 werd zijn oudste zoon Hendrik van Deynse op de monsterrol der bezetting