[Delen, Daem van]
DELEN (Daem van), geb. omstr. 1490, overl. vóór April 1549, zoon van Brand (1).
In 1516 was hij schepen van Arnhem, verscheen in 1536 en 1539 ten landdage, was in 1541, 42, 45-49 schepen en in 1540 en 1544 burgemeester der stad Arnhem. In 1537 was hij hof- of huismeester van het St. Antonius hospitaal buiten de stad en in 1548 komt hij als overste-huismeester voor. Den 24en Juli 1531 bekomt hij van den hertog diens van zijn vader gekocht huis Eschoten gedurende drie jaar in pandschap voor de door hem den vorst voorgeschoten 100 goudguldens, welke huizinge hij van dezen ‘wegens sonderlinge gonst ind gnade wij tot hem hebben ind dragen’ 27 Dec. 1533 in erfelijk bezit ontvangt. 17 Mei 1533 was hij beleend met het goed ten Hage, waaraan hij 30 Jan. 1534 zijn vrouw tocht, en er den leeneed van vernieuwt 1 Oct. 1538 en 10 Juli 1544.
Hij huwde vermoedelijk kort vóór 1518 met Gertgen Henssen en had een zoon: Brand van Delen; deze was in 1548 schepen en raad van Arnhem en is vóór zijn vader overleden.
Zie: Nederl. Heraut V, 147-149.
Regt