der Provinciale Staten van Holland verkoos.
Hij werd 8 Maart 1840 tot staatsraad in buitengewonen dienst benoemd en 8 Juli d.a.v. door zijn medeleden in de Staten gekozen tot lid der dubbele Tweede Kamer, ter beoordeeling van de ontworpen grondwetsherziening bijeengeroepen.
Naar het schijnt, haakte Cramer weder naar een rechterlijke betrekking, en hij werd, toen ingevolge de wet van 26 Mei 1841 een provinciaal gerechtshof voor Noord-Holland te Amsterdam in het leven geroepen werd, bij koninklijk besluit van 15 Dec. d.a.v. tot vice-president daarvan benoemd. Daar deze betrekking toen niet vereenigbaar was met die van lid der Staten, verkreeg hij uit laatstgenoemde betrekking ontslag.
Op 20 Mei 1852 werd hij benoemd tot president van het gerechtshof; hij bleef dit tot zijn overlijden.
Toen na de invoering der nieuwe provinciale wet het lidmaatschap der Staten wel vereenigbaar was met dat van een gerechtshof, werd Cramer 14 Oct. 1850 te Amsterdam weder tot lid der Staten gekozen. In Juli 1855 nam hij als zoodanig ontslag.
Hij huwde 4 Mei 1811 Wilhelmina Serrurier, overl. 6 April 1829, bij wie hij twee dochters, en daarna 22 Nov. 1820 Cornelia Christina Aleida van Leeuwen, overl. 15 Juni 1848, bij wie hij een zoon had.
Ramaer