voor genoemde codificatie: De nieuwe statuten van Batavia, bij miss. van 18 Oct. 1771 tot raadextraordinair benoemd. In 1775 na den dood van van de Parra, werd zijn bewezen diensten ten volle recht gedaan. Hij zag zich benoemd tot commissaris politicus, eersten buitenregent der hospitalen en directeur der amfioensociëteit. Ten slotte bekleedde hij tot zijn dood het ambt van commissaris over de bataviasche bovenlanden. In die functie heeft hij zich met zijn mede-commissaris Mr. Jacob Radermacher nuttig gemaakt door zijn Instructie voor de europeese opsienders en regenten in de jaccatraasche Boven- en Preangerlanden (1778) en door de Instructie tot het aanplanten en bereiden der indigo (1778), welker lezing duidelijk maakt hoeveel moeiten aan de bereiding van indigo verbonden waren. De missive der bewindhebbers van 25 Mei 1780, inhoudende zijn benoeming tot raad-ordin., heeft hem niet meer bereikt. Zijn wapen, een kraanvogel, prijkt nog heden boven den hoofdingang van zijn landhuis Tandjong Oost of Groeneveld.
Hij is 7 Sept. 1753 gehuwd met de 15-jarige Johanna Henriëtte Breekpot, geb. te Japara, dochter van Cornelis en van Margaretha Sophia Ongewassen. Zij stierf 3 Oct. 1780. Hun kinderen waren Catharina Margaretha (geb. 1758), gehuwd (1773) met Willem Vincent Helvetius van Riemsdijk, Cornelis Hendrik, Jacobus Johannes (geb. 1771) en Willem Benjamin (geb. 1776). Bij testamentaire beschikking moesten deze drie zoons in Europa worden opgevoed en niet vóór hun meerderjarigheid naar hun geboorteland terugkeeren.
Zie: de Haan, Priangan I-IV (Batavia 1910); Colenbrander, Kol. Geschiedenis II ('s Gravenh. 1925); v. Troostenburg de Bruijn, Biogr. Woordenb. van O.I. predik. (Nijmegen 1893).
Bartelds