Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Cornelius, Hermanus Christiaan]

CORNELIUS (Hermanus Christiaan), geb. te Amsterdam 4 Juni 1774, overl. aldaar 18 Sept. 1833. Ofschoon uitgekomen als cadet van de marine (1791), werd hij in Indië weldra bij het wapen der genie geplaatst, waarbij hij eerst als vaandrig en sedert 1803 als luitenant diende; ook was hij langen tijd als leeraar aan de Marineschool te Semarang werkzaam. In 1797 ontdekte hij bij den aanleg van het fort te Klaten de ruïnen van de Prambanantempels, die toen geheel begroeid waren. Ook andere overblijfselen van oude bouwwerken werden door hem in teekening gebracht. In 1809 was hij in den rang van majoor te Soerabaia werkzaam. Tijdens het engelsche tusschenbestuur werd hij tot superintendent van 's lands

[p. 316]

gebouwen in de afdeeling Semarang benoemd en als ‘Civil Surveyor’ ook met cartographische werkzaamheden belast. In opdracht van Raffles leidde hij de wverkzaanmheden voor de ontblooting van de Boroeboedoer (1814), die toen onder den beganen grond verscholen lag. De eerste afbeeldingen hiervan zijn van C's hand. Raffles heeft er in zijn History of Java II 17, 18 (1817) volop gebruik van gemaakt. In 1822 komt hij voor als kolonel van de genie, waarna hij 26 Sept. 1826 met pensioen den dienst verlaten heeft en gerepatrieerd is.

Zie: Veth, Java I; de Haan, Priangan I-II (Batav. 1910).

Bartelds