de zielzorg over Franeker en waren wellicht niet gediend van de komst van een Minderbroeder. 17 Juli 1643 werd pater Clingius wegens ziekte teruggeroepen uit Kampen en S. de Coninck in zijn plaats gesteld. Toen de pater begin Jan. 1644 beter was, keerde hij terug, doch de Kampenaars lieten de Coninck niet vertrekken dan na herhaalde brieven van zijn procinciaal ook aan jonkheer van Uterwijk, beschermer der paters. Pater de Coninck kon in Franeker, waar hij hoog aangeschreven stond, zelfs bij de Protestanten, moeilijk gemist worden.
Hij was een geleerd, indruk makend kanselredenaar, die ook handig de pen hanteerde en in twistgeding door bondig betoog, door gematigd, beleefd en zachtmoedig optreden, zijn tegenstanders kon staan. A. Tiarae Annotationes door Borssum Waalkes 37-38, geeft voorbeelden van zijn ijver en verzekert, dat hij een boek schreef: De sacramentis controversis.
P. de Coninck had een openlijke bijeenkomst, en dispuut gehad met den vermaarden P. Cabeliau, predikant te Leeuwarden en daarna te Leiden. Petrus Cabeljau droeg het tweede deel van zijn Catholyck Memoryboeck der gereformeerde, gestelt tegen het Roomsch-Memoryboek der Pausgesinde (Leiden 1661) op, aan: ‘Simon de Koninck, munnick van de order der Minderbroeders (schrijver van den Ontdekten Dwaelgeest) ende Cornevius Hazart’ S.J. te Antwerpen (Studiën LII, 405). De predikant blufte, dat hij den pater verslagen had; deze diende hem een antwoord toe, dat gedrukt werd. Met nog eenige andere wederleggingen en verdedigingen van verschillende geloofspunten tot een geheel bewerkt, gaf P. de Coninck een werkje uit: Den Ontdeckten Dwaelgeest. Ofschoon het zeer verspreid werd, vooral in Holland, schijnt het werkje uiterst zeldzaam te zijn geworden. 1649 was pater Coninkx teruggekeerd in het klooster te Mechelen; vervolgens verbleef hij te Diest en te Brussel. In Mechelen kreeg hij bezoek van den predikant Jac. Lydius van Dordrecht met een student in de theologie te Leiden, Michiel de Beer, vergezeld van een antwerpschen heer, die de geleerdheid en de zachte welwillendheid van den pater zeer had geprezen. Zij hadden een lang dispuut en men scheidde als goede vrienden. Predikant Lydius had op verschillende twistpunten toegegeven aan de bewijsredenen van P. de Coninck. Deze schonk den predikant een exemplaar van zijn Den ontdeckten Dwaelgeest. Ofschoon het een vertrouwelijke bijeenkomst geweest was, viel D. Lydius pater de Coninck openlijk aan in de pers en gaf een valsche voorstelling van de bijeenkomst. Hij schreef: Het Roomsch Meesterstuk van Heer Simon de Coninck,
1651, waarin twee brieven door den pater aan Lydius geschreven. Daarbij kwam, dat een der getuigen, de leidsche student Michiel de Beer, door de bewijzen van den franciscaan tot nadenken was gebracht en terugkeerde naar Antwerpen om katholiek te worden. Hij gaf 1651 te Antwerpen een getuigenis in geschrift van de door den predikant Lydius toegegeven instemming met de bewijzen van den franciscaan. Pater de Coninck antwoordde op het geschrift van Lydius met degelijke betoogingen op een gematigden toon door: Ontdeckten Leugengheest van alle Af-ghedwaelde Leeraers namelijk van D. Jacobus Lydius predikant tot Dordrecht; ende van D. Petrus Cabbelliau Predicant tot Leyden etc. door Pater Simon de Coninck Minderbroeder, doen ter tydt tot Mechelen maer nu tot Diest woonende. (t'Antw. By Guilliam Lesteens 1651, 1-12, 216 blz. Van den strijd met P. Cabelliau is niets vermeld In dl. I, kol. 538.