[Compaen, Claas Gerritsz.]
COMPAEN (Claas Gerritsz.), berucht zeeroover, geb. te Oost-Zaandam 1587, gest. in of kort na 1655, voer reeds vroeg op de kust van Guinea en elders en legde zich tijdens het Twaalfjarig Bestand toe op de kaperij, daarna als reeder van een kaapreederij in het Noorderk wartier. Voorzien van een commissie als kaapvaarder, gebood hij in 1621 over het kaperschip Walta, waarmede hij op de Noordzee weldra vriend en vijand lastig viel. Aanvankelijk spaarde hij engelsche en moorsche schepen, maar weldra ook deze niet en strekte zijn zeer voordeelige kaapvaart uit tot de barbarijsche kust, waar Salee zijn steunpunt werd en hij met den keizer van Marokko in betrekking trad. Ook andere zeeroovers dier dagen, o.a. Simon de Danser, ontzag hij niet en behaalde rijken buit in de Noordzee en den Atlantischen Oceaan. Omstreeks 1627 verzocht hij den Staten-Generaal om een pardonbrief, die hem ook werkelijk gewerd door bemiddeling van zijn halfbroeder Heyn Aertsz., die hem te Salee opzocht; men hoopte hem op deze wijze onschadelijk te maken en slaagde er in, na eenige aarzeling van zijn kant, hem te bewegen van dien brief gebruik te maken, ofschoon hij nog op den weg naar het vaderland neiging toonde om zijn kaperij voort te zetten. In het Vlie binnengevallen, wachtte hij te Spaarndam, misschien ook nog te Vlanen de verlenging van zijn reeds verloopen pardonbrief af, waarna hij den Staten-Generaal en Prins Frederik Hendrik zijn dank kwam betuigen en van hen volledig pardon verkreeg. Hij bleef sedert dien tijd te Oost-Zaandam als reeder en koopman rustig wonen, ten slotte arm geworden ten gevolge van tegenslagen in zijn handel en al te groote vrijgevigheid. Hij leefde nog in 1655.
Zie over hem: Begin, Midden en Eynde der zeerooverijen van den alderfameusten zeeroover Klaas Gerritsz. Compaen (Amst. 1756).
Blok