zijner geloofsgenooten, zoodat C. het rectoraat der school, dat hem kort te voren was opgedragen, tijdelijk moest opgeven (1638) en zich in zijn Conatuum pansophicorum dilucidatio van overhelling tot pelagianisme en rationalisme trachtte te zuiveren. C.'s pansophische denkbeelden vonden vooral in Engeland aanhang; de londensche bisschop Gaudentius drong er bij het parlement op aan Comenius en Duraeus (een oecumenisch voelend schotsch predikant te Elbing) naar Engeland te ontbieden (1640). In 1641 vertrekt C. inderdaad, doch vindt wegens den ierschen opstand bij het parlement geen voldoende steun voor zijn plannen tot oprichting van een algemeen college van geleerde mannen tot bevordering der wetenschap in pansophischen geest. In den winter van 1641-42 schrijft hij zijn Via Lucis. Hij wordt door Lodewijk de Geer uitgenoodigd in Zweden te komen en reist (1642) daarheen via Leiden (samenkomst met de cartesiaansche hoogleeraren aldaar) en Amsterdam (samenkomst met den waalschen predikant Ds. Godefroy Hotton).
De te Elbing op verzoek van Oxenstierna doorgebrachte jaren 1642-48 werden besteed aan de samenstelling van een compleet stel didactische werken en van zijn Linguarum methodus novissima (Elbing 1648).
In 1648 tot bisschop gekozen, keert hij naar Lissa terug, waar 27 Aug. zijn vrouw sterft. Tweede verblijf in Lissa van 1648-50. Hij trouwt 17 Mei 1649 voor de derde maal met Johanna Gajusová. Tezelfder tijd schrijft bij zijn beroemde Kšaft umirajici matky Jednoty bratrské, die de profetie over het herstel der tsjechische onafhankelijkheid bevat.
Van 1650-54 vertoeft C. in Sáros Patak in Oost-Hongarije. Suzanna Lorantfi, weduwe van George I Rácóczy en haar jongere zoon Siegmund noodigden C. uit de reeds in Sáros Patak bestaande school tot een pansophische om te vormen. C. aanvankelijk ongeneigd, vertrekt op aandrang zijner geloofsgenooten en onder den indruk van de profetieën van den in 1588 te Strážnice geboren ziener Nicolaas Drabik. C. vervaardigt er zijn Pansophicae Scholae delineatio, zijn Scholae Ludus, zijn Gentis felicitas en zijn beroemde Orbis pictus (1e druk Neurenberg 1658), het eerste geïllustreerde leesboek. Door den dood van Siegmund (1652) in de verdere ontwikkeling der pansophische school verhinderd en teleurgesteld door het weinige begrip voor zijn schoolhervorming bij de hongaarsche jonkers keert hij 1654 naar Lissa terug.
Zijn derde verblijf in Lissa 1654-56 eindigt met de grootste catastrophe van zijn leven: de verwoesting van stad en huis door de Polen in den zweedsch-poolschen oorlog. C. verliest bijna al zijn manuscripten en zijn geheele correspondentie (o.a. het groote woordenboek, de Thesaurus Linguae Bohemicae waaraan hij 40 jaren werkte, de Silva pansophica etc.). Hij redt zijn leven door de vlucht en begeeft zich op uitnoodiging van Laurens de Geer via Hamburg en Groningen naar Amsterdam (laatste periode 1656-70).
C. verbleef slechts korten tijd in het ‘Huis met de hoofden’, woning der familie de Geer, want in 1657 woont hij op de Egelantiersgracht en in 1665 in het huis ‘de Diamantroos’ op de Prinsengracht tegenover de Elandstraat. C. ontving het eereburgerschap der stad, doch sloeg het hem aangeboden professoraat aan het Athenaeum van de hand. In 1657 verscheen op kosten van Laurens de Geer de uitgave der Opera didactica omnia, opgedragen aan stad en magistraat van Amster-