[Cnoll, Govert]
CNOLL (Govert), geb. te Delft, omstreeks 1665, gest. na 1709. In 1686 voer hij op het schip Boswijk voor de Kamer van Zeeland als sergeant naar Indië, waar men hem plaatste als commandeerend sergeant op Djambi tot zijn benoeming als vaandrig (1694). In 1697 kwam hij van Palembang te Batavia, om naar Perzië gezonden te worden onder een troepenmacht die de Perzen helpen moest om Mascate te veroveren. Hiervan is echter niet gekomen. In 1699 trok hij als provisioneel luitenant in een commissie naar Soekadana, toen de groote markt van Borneo's westkust; daarop volgde in 1701 zijn bevordering tot kapitein-luitenant, chef van het garnizoen te Semarang. Onder Joan van Hoorn (dl. VI, kol. 804) als G.G. (1704-09) maakte hij opmerkelijk snel promotie, in blakende gunst als hij stond bij dezen landvoogd, die zich niet ontzag hem, buiten den raad van Indië om, zijn orders te geven. In 1704, 1705, 1706, 1707 en 1708 werd hij resp. benoemd tot kapitein, commandeur-gezaghebber ter Java's N.O. kust, chef der javasche expeditie, landdrost, en arbiter in de geschillen tusschen de cheribonsche vorsten, in welke kwaliteit hij den titel voerde van commissaris over Cheribon en Java's oostkust.
In 1709 zag hij zijn verzoek om te mogen repatriëeren ingewilligd en werd hij tot schout-bijnacht op de retourvloot benoemd, waarop de afgetreden van Hoorn als admiraal het bevel voerde. Daarna is niets meer over hem bekend.
Het doopboek van 1701 vermeldt hem en Geertruud Manguus als getuigen; deze is dus waarschijnlijk zijn echtgenoote geweest. Zijn papieren zijn uit de nalatenschap van zijn zoon (of neef) blijven berusten bij de Kamer van Delft en vandaar overgegaan naar het rijksarchief.
Het is niet bekend of en in hoeverre Govert familie is geweest van Pieter Cnoll ook uit Delft, die volgt.
Zie: de Haan, Priangan I; Verslag Rijksarchief (1901), 13.
Bartelds