[Carbasius, Dirck of Theodorus]
CARBASIUS (Dirck of Theodorus), geb. te Hoorn 2 April 1619, overl. aldaar 22 Sept. 1681, portretschilder. Hij stamde uit een oude Hoornsche regentenfamilie, die oorspronkelijk Pottebakker heette, doch dezen naam later veranderde in Seylmaker (gelatiniseerd Carbasius). Zijn vader heette Mr. Claes Jansz. Carbasius; deze bekleedde het ambt van secretaris, schepen en weesmeester te Hoorn en was gehuwd met Maria Dirksdr. Braller. De zoon voelde er blijkbaar weinig voor om de voetstappen zijns vaders te drukken en vestigde zich te Haarlem als kunstschilder; hij komt aldaar reeds in 1640 voor. Den 19en Dec. 1645 huwde hij er met Maria d'Assonville, een dochter van Pieter d'Assonville en Abigael Volckaerts. Het daarop volgend jaar werd hij lid van het haarlemsche St. Lucasgilde, doch hij bleef de kunst niet lang trouw en vestigde zich al spoedig als brouwer (in 1651 kocht hij de helft van de brouwerij ‘De Bril’ te Haarlem). Hoewel het hem aanvankelijk financieel zeer voor den wind scheen te gaan (in 1647 had hij nog een fraai huis in de Ridderstraat gekocht voor meer dan ƒ 5000), volgde er na verloop van tijd een débacle, zoodat er in 1669 en 1673 sprake van was dat zijn brouwerij voor schulden verkocht moest worden. In 1672 is hij wederom te Hoorn woonachtig als ‘commies-generael van Westvrieslandt ende de Noorderkwartiere’.
Slechts twee schilderijen zijn van Carbasius bekend: een damesportret in het Museum te Oldenburg (gesigneerd T. Carbasius 1650?) en een familie van de jacht terugkeerend, door den kunsthandelaar Kleinberger kort geleden naar Duitschland verkocht. Beide schilderijen zijn in Oud- Holland gereproduceerd. Zij verraden de omgeving van Frans Hals; vooral de op het familieportret voorkomende honden zijn uitstekend geschilderd.
Uit het huwelijk van Carbasius werd in 1649 een zoon Nicolaes geboren, overl. 1688, die het geslacht voortzette en te Hoorn het ambt vervulde van schepen, raad en secretaris der O.-I. Compagnie.
Zie: Thieme - Becker, Künstlerlexikon V, i.v.; Ned. Patriciaat VII en VIII, i.v.; A. Bredius, De schilder Dirck Carbasius in Oud-Holland, 1928, 193.
Wijnman