[Burgerhuys, Michiel]
BURGERHUYS (Michiel), geb. te Aken vóór 1585, gest. te Middelburg 1651, zoon van Jan, die voorgaat. Hij zette het vaderlijk bedrijf voort en genoot als klok- en geschutgieter een uitmuntenden naam. Evenmin als zijn vader kon hij klagen over gebrek aan steun van de zijde der stedelijke regeering, die hem vele voorrechten schonk o.a. den vrijdom van accijns en het in gebruik afstaan van het stadsmagazijn voor het maken der benoodigde vormen. Zijn oeuvre, voor zoover het bekend is, bestaat uit acht kanonnen, die in het jaar 1800 versmolten zijn, vier bellen nog alle in Zeeland aanwezig en talrijke klokken tusschen 1619 en 1645 gegoten, die haast alle in zeeuwsche torens hangen, behalve een in Edinburg, een in Schipluiden en een die thans prijkt in een garenspinnerij te Gouda. Het uit 18 stukken bestaande carillon te Tholen is mede van zijn hand. Zoo goed als alle hebben het opschrift Soli Deo gloria, gevolgd door naam en jaartal.
Vermoedelijk was Evert Burgerhuys, die in 1611 werkzaam was aan het klokkenspel te Zwolle, een oudere broer van hem, uit zijns vaders eerste huwelijk met Cathelyne Schyns, die hem nog een zoon Jasper en een dochter Cathelijnken geschonken had. Den 5en April 1651 werd hij in de Choorkerk begraven.
Zie: Unger, Burgerhuys in Arch. v.h. zeeuwsch genootsch. (1926); Voorl. lijst v. nederl. monumenten; Brandts Buys, Lijst v. nederl. klokkengieters enz. in Archief v.h. zeeuwsch genootsch. VII-VIII.
Bartelds