[Burgerhuys, Johannes]
BURGERHUYS (Johannes), hoogst waarschijnlijk een zoon van Michiel, die volgt, en van Janneken van der Horst uit Middelburg, gest. aldaar 1679. Werkten zijn voorgangers geheel voor eigen rekening, hij wordt in de notulen der Staten van Zeeland betiteld als 's lands geschuten klokkengieter. In nauwer relatie schijnt hij dus met de overheid gestaan te hebben dan met zijn voorgangers Jan en Michiel het geval was geweest. In 1651 verzocht hij den magistraat zijner woonplaats om een jaarwedde van 200 gld., een vrije woning bij de gieterij en de verstrekking van de benoodigde grovere gietwerktuigen. Het bestuur ging daar echter niet op in; een dergelijk verzoek aan de Staten bleef evenzoo zonder gevolg, maar wel gaf men hem in 1658 levenslang het monopolie voor den aanmaak van geschut en klokken, mits tegen vooraf door hen vast te stellen tarief. Toen in 1676 bleek, dat ook andere Zeeuwen zich op zijn gebied waagden, werd op B.'s verzoek hierin door strafbepalingen voorzien. Als giethuis was hem het oude reventer der abdij toegewezen. Daar werden gegoten kanonnen, waarvan nog een fraai sierkanon met het wapen der van Reygersberghen (1678) in het Rijksmuseum bewaard wordt, en talrijke bellen en klokken. Van deze laatste zijn er thans nog, hoofdzakelijk in Zeeland, 15 aanwezig. Ook in Schotland komen vele zijner klokken, met een lenix gemerkt, nog voor. Hij was gehuwd met Judith van Brui-