[Brion, Philippus Ludovicus]
BRION (Philippus Ludovicus), geb. op Curaçao Juli 1782, overl. te Amsterdam 27 Sept. 1821, zoon van Petrus en van Maria Detrox, beiden uit Amsterdam. Deze toekomstige strijder voor de onafhankelijkheid der spaansche koloniën in Z.-Amerika werd op jeugdigen leeftijd door zijn vader naar Amsterdam gezonden ter opleiding voor den handel, doch een plaats als vrijwilliger (1799) in het bataafsch legioen, dat tegen de Russen en Engelschen in Noord-Holland optrekken moest, trok hem meer aan dan de kantoorkruk. Hij onderscheidde er zich door zijn dapperheid. Kort daarna vertrok hij naar de Vereenigde Staten van N. Amerika om zich in de kennis der zeevaart te bekwamen. Door den dood zijns vaders kwam hij in het bezit van een zeer groot fortuin, dat hij in 1804 ging beheeren, na eerst nog op een eigen uitgerust schip verschillende landen bezocht te hebben. Hij kwam te goeder ure op zijn eiland aan, waar de engelsche admiraal Murray zich, na een vergeefschen aanslag op het fort Beekenburg bij de Caracasbaai, niet had laten afschrikken en nu den Cabrietenberg bezet had, die de sterkte bestreek. Van uit die hoogte bestookt, wilde onze bezetting zich al overgeven, toen een deel van de hollandsche legermacht, versterkt met een afdeeling schutterij, onder Brion den berg bestormde, de vijanden op de vlucht joeg en vervolgde tot op de vloot, waarop zij zich hals over kop hadden ingescheept met achterlating van geschut en gevangenen. Toen later Venezuela en Columbia het spaansche juk afschudden, werd hij opper-admiraal en kapitein-generaal van land- en zeemacht van Columbia. Simon Bolivar, den bevrijder, ondersteunde hij met zeer aanzienlijke bedragen en door Brion's invloed werd deze tot kap.-generaal van Venezuela en Nieuw-Granada aangesteld. De overwinning op het spaansch eskader (1816), de verovering van Guyana en van 30 schepen in den Orinoco-mondhadden de republikeinen aan hem te danken. Oneenigheid
tusschen beide groote mannen over een kwestie van vermindering der tolrechten deed B. besluiten naar Curaçao terug te keeren (1820), na zijn geheele vermogen aan de zaak der vrijheid geofferd te hebben. Groote onbaatzuchtigheid was naast onbezweken dapperheid zijn kenmerkende eigenschap. Van het door hem voorgeschoten kapitaal van een half millioen spaansche daalders, heeft de regeering der republiek Columbia later vier ton aan de erven terugbetaald. Op 28 Sept. 1889 werd zijn gebeente naar Caracas overgebracht, waar het in het Panteon nacional werd bijgezet.
Zie: Curaçaosche Courant van 20 Sept. 1821;