trouwbare. Oranje doorzag hem volkomen. Nog in een schrijven van 1570 waarschuwde hij Jacob van Wesembeke (dl. V, kol. 1112): ‘donnez vous toujours bien garde de ceulx qui s'addressent de nouveau à vous,
à ce que de la part dudyt conte (Megen) ne vous soyent envoyez quelques espions, auquel faict je le cognois fort adroit’. Toen Aremberg, stadhouder van Friesland, Groningen Drente en Overijsel, bij Heiligerlee (23 Mei 1568) gesneuveld was, werd hij met de waar neming van diens ambt belast. Hij was te laat op het slagveld verschenen om den hem wachtenden veldheer hulp te kunnen bieden. Toen hem de afloop van den slag ter oore kwam, trok hij met zijn troepenmacht de stad Groningen binnen, die weldra door den zegevierenden graaf Lodewijk belegerd werd. Bij een uitval werd Brimeu gewond, wat volgens van Meteren de oorzaak van zijn dood zou geworden zijn, die echter eerst 2 ½ jaar later onverwacht is ingetreden. Als stadhouder van Gelderland werd Gilles van Berlaymont, heer van Hiërges, zijn opvolger. Het graafschap Megen kwam aan Lancelot van Berlaymont, zoon van Charles. De erfdochter Maria van Brimeu huwde met dezen Lancelot. Nadat haar man op jeugdigen leeftijd gestorven was, hertrouwde zij met Karel van Croy, prins van Chimay, eenigen zoon van Oranje's tegenstander Philips, hertog van Aerschot. Zij is steeds haar protestantsch geloof getrouw gebleven, een geloof dat haar man al spoedig heeft verzaakt, toen hij de spaansche zijde had gekozen.
In onzen tijd is een helder licht geworpen op deze minder sympathieke figuur uit het voorspel van den 80-jarigen oorlog door de uitgave der briefwisseling tusschen hem en de landvoogdes, afkomstig uit het archief van het hof van Gelderland met aanvullingen uit die van Brussel en Simancas, en waar Gachard reeds de aandacht op gevestigd had met zijn verklaring, dat die brieven vormen ‘une des collections de documents les plus précieuses que nous ayons pour l'histoire des événements des années 1566 et 1567’. Enkele der zestiende-eeuwsche vertalingen in het Spaansch geven echter niet geheel zuiver den inhoud van het origineel weer.
Zijn geschilderd portret komt voor in het schilderijmuseum te Breslau. In het midden der vorige eeuw werd te Megen zijn graf ontdekt. Men heeft gemeend daar zijn herinnering in stand te moeten houden door de oprichting van zijn standbeeld.
Zie: van Veen, Briefwisseling tusschen Margaretha van Parma en Charles de Brimeu, 1560-67 (Arnhem 1914); Blok en Japikse, Bijdragen voor vad. gesch. en oudh. kunde 2, V, 370; Wagenaar, Vad. Hist. VI; Zijp, De strijd tusschen de Staten van Gelderl. en het hof (1542-66) (Arnhem 1913); Bakhuizen v.d. Brink, De adel, 54, in Cartons ('s Gravenh. 1891); Reiffenberg, Correspondance de Marg. d' Autriche, 309. De beide laatsten verhalen, dat Brimeu, mits hij zich tegen den kardinaal verklaarde, de hulp der heeren had verkregen om aan het bisdom Luik een groote som gelds af te persen en dat het hem gelukt was Luik te bewegen zijn vorderingen voor vijftig duizend gulden af te koopen (1563).
Bartelds