[Boxselt, Henricus Josef van]
BOXSELT (Henricus Josef van), priester en pastoor te Lutjebroek, daarna 1791 te Middelburg en 1796 te Delft, overleed aldaar bijna 74 jaar oud 28 Sept. 1823 en werd op het R.K. kerkhof te Schipluiden begraven.
In de statie te Middelburg heerschte tweedracht en partijschap tusschen den pastoor Vermeer en den kapelaan J. van Gulick en hun aanhang. De kapelaan werd verplaatst naar den Helder, weigerde en bleef te Middelburg. Hij werd in zijn verzet gestijfd door het bestuur der stad en de Staten van Zeeland. Na een onverkwikkelijken strijd en veel opspraak, wist de bestuurder der Missie den pastoor van Lutjebroek, van Boxselt, over te halen de plaats van pastoor Vermeer, die wenschte te vertrekken, te komen innemen Juli 1791. Door het voorzichtig en beleidvol optreden van H.J. van Boxselt kwam spoedig een einde aan den strijd. De kapelaan onderwierp zich en vertrok, Oct. 1791, uit Middelburg. Pastoor v. Boxselt verbeterde het middelburgsche kerkgebouw en berichtte meermalen den aartspriester over de plannen eener kerk te Vlissingen. Hij werd ook geraadpleegd voor het oprichten van kerken te Veere, Tholen, Nieuw Vosmeer en het stichten van een weeshuis te Middelburg. De pastoor schreef ook 1795 over de menigte fransche vluchtelingen en de talrijke priesters uit Brabant en Vlaanderen aldaar aangekomen. De aartspriester verzocht hem te Alphen aan den Rijn een nieuwe statie op te richten. Hiertegen maakte hij bezwaren.
In Delft had zich een commissie gevormd om een tweede kerk van seculiere priesters op te richten. Natuurlijk bracht dit veel wrijving en moeilijkheden met het bestuur der oude kerk der franciskanen en veroorzaakte dit in dien tijd partijschap onder de Katholieken. 9 Maart 1796 antwoordde de middelburgsche pastoor bevestigend op het voorstel van den aartspriester om pastoor te worden dezer nieuwe statie. 27 Maart deed hij voor het eerst dienst te Delft. Zijn bekende voorzichtigheid wist de moeilijkheden te boven te komen en den voortvarenden ijver en te ver gaande aanmatiging van het leekenbestuur in goede banen te leiden. Hij herstelde langzamerhand den vrede onder de delftsche Katholieken, won aller harten, zorgde voor het delgen der schulden en het verbeteren der kerk. Bij zijn dood was de gansche stad in rouw. Het kerkbestuur bepaalde, dat te zijnen laste jaarlijks in Augustus het jaargetij zou worden gehouden van den eersten pastoor der parochie. Zie: Bijdragen bisdom Haarlem XXVIII, 55-61, XLI, 285, 434-440 passim, XLII 128-178 passim, XLIII, 459; De godsdienstvriend XI (1823), 140.
Fruytier