[Boshuysen, Lambertus]
BOSHUYSEN (Lambertus), geb. in 1520, zoon van Thomas B., was van 1570 tot 1580 deken van het kapittel der O.L.V. kerk in Breda. Reeds in 1559, nog vóór zijn priesterwijding, woonde hij daar als notaris, bezat er in 1562 een kanunniksprebende en was in 1565 biechtvader der norbertinessen in St. Catharinadal. In 1580 verkreeg hij het rijke pastoreel beneficie van Groot Zundert, waarvan patroon was Willem van Oranje als heer van Breda. Aan Hendrik Sgrauen, die eenige jaren vroeger door den Koning tot dat pastoraat was benoemd, gaf hij het bredasche dekenaat over. Hierom aangeklaagd van simonie en ook van ketterij wellicht om Oranje's gunst, werd hij door Lindanus, tijdens diens onderzoek op last van Parma te Breda Juli-November 1581, voor de geestelijke rechtbank gedaagd en zelfs meerdere weken in verzekerde bewaring gesteld. Hij had de gelegenheid om uit te wijken naar Thorn onder bescherming der ahdis, en trachtte, in 1585, hoewel vruchteloos, zijn zundertsche pastorie te ruilen met het beneficie van zekeren Mr. Reinier Cailen; in 1591 was dat pastoraat nog in zijn bezit. De abdis schonk hem een beneficie in haar kerk te Thorn, waar hij in December 1598 nog leefde.
Zie: Taxandria XXIII, welke gegevens goed zijn samengevat door prof. H. v.d. Hoeven, Bijdr. gesch. Zundert (1920) bl. 161 e.v.; Taxandria XXX (1923), 33 e.v.; Habets-Flament, Archieven Thorn II, 38.
Juten