kelijke lofdichten door A. Raeff en A. Bon en met een opdracht aan Cornelis de
V.v.O., burgemeester van Amsterdam. Het boek is geheel in den stijl van Hooft en kenmerkt zich door opvallend weinig jaartallen en datums. Het is eenigszins twijfelachtig of deze indische auteur de leus van zijn beroemden naamgenoot tot de zijne gemaakt heeft en bij het opstellen van zijn relaas steeds gedachtig was aan diens woorden: ‘dese wet is den histori-schrijveren gegeven, datse niet valsch seggen noch schrijven mogen, noch oock de waerheydt verswijghen’. Daartoe ademt toch het boek te veel doorloopende bewondering voor den niets ontzienden dictator. Op 24 Mei 56 verlieten de V.v.O. en Bor het onderworpen Amboina en zeilden naar Batavia, dat ze 14 Aug. 56 bereikten. Hij voer Juli 61 in den rang van luitenant als fiscaal op de vloot van Jacob Caeuw naar Formosa, die echter het verlies van dat eiland niet heeft kunnen verhoeden. Omstreeks 62 was hij vermoedelijk weer in Batavia terug, vanwaar hij in 63 naar Ambon is gedirigeerd. In 64 wordt hij er vermeld als luitenant en secretaris bij provisie. Een jaar later vroeg hij ontslag uit den dienst der compagnie, welke hem toestond als ambteloos burger daar te blijven wonen.
Hij was gehuwd met Cecilia Suarez van Bengalen. Bijzonder gelukkig schijnt het huwelijk niet geweest te zijn; hij wist althans in 1663 voor haar een plaats in het spinhuis te krijgen. Zoo heel moeilijk was zulks toen niet. Het gebruikelijke voorwendsel ‘harde huysregering’, m.a.w. door haar bedreven slavenmishandeling, heeft hij daartoe waarschijnlijk te baat genomen. Zij schijnt zich daar volstrekt niet ongelukkig gevoeld te hebben. Toen Bor weer naar Ambon zou gaan en haar mee wou nemen, kreeg hij ten antwoord: ‘Liever levenslang in het spinhuis’.
Zie: Bor, Amboinsche oorlogen enz. (Delft 1663); Valentijn, Oud en Nieuw O. Ind. II; Daghregisters van 1644, 45, 61, 64 en 65; Rouffaer in Encycl. voor Ned. Ind.; de Haan, Oud Batavia I, 294 (Batavia 1922).
Bartelds