was. Bartholinus, Plemp, van Beverwijck en C. van de Voorde werden niet malsch beoordeeld. Daarentegen prees hij Fernelius, Fabrizio ab Aquapendento, Sennert, Malpighi, van Solingen. Zijn kritiek was zeker niet geheel onjuist, hoewel hij zelf ook mank ging aan hetzelfde euvel als de door hem gekritiseerde schrijvers. Zoo zeide hij, dat de allergemeenste ziekte en de innerlijke grond van alle andere ziekten was een lijmigheid en scherpte van het bloed en van de sappen, welke men blaauwschuit of scheurbuik noemde. Overdreven was ook zijn lof der thee als panacee, alsmede zijn lof der koffie, cacao, tabak. Van de laatstgenoemde beweerde hij: ‘Niets is zoo goed, niets is zoozeer te achten, niets zoo noodig en dienstig tot het leven en de gezondheid als de rook van de tabak, dat koninklijk gewas!’ Sympathiek was echter zijn protest tegen het overmatige aderlaten dier tijden. Het bloed, zeide hij, was het voornaamste deel van het lichaam, het allerbeste sap, dat, indien ooit, altijd bezwaarlijk, nadat het vergoten was, hersteld kon worden. Ook bloedzuigers en koppen wilde hij uit den geneesmiddelschat bannen, en mede het overmatig purgeeren vond bij hem afkeuring. Daarentegen was hij een voorstander van het verwekken van braken en zweeten, van het toedienen van opium, antimonium, salia volatilia, en bijkoortsen van de kinabast. Echter kwamen ook magische organotherapeutica als het bokkenbloed, de testes van den bever, onder de aanbevolen geneesmiddelen voor. Besluitend, kunnen we zeggen, dat B., ondanks zijn fouten, welke vaak genoeg breed zijn uitgemeten, zijn buitenmatige eerzucht, zijn zelfbehagen, klaarblijkelijk een begaafd man was, met een helder verstand, grooten ijver en een scherpzinnig oordeel, welbelezen en slagvaardig. Hij mag gewis tot de bekwame artsen uit zijn tijd worden gerekend.
Geschriften: Disputatio de gangraena et sphacelo (L.B. 1667); Tractaat van het excellenste kruyd thee, voorafgegaan door een Kort discours op het leven, de sieckte en de dood (den Haag 1678, 1679, 1685), in het Duitsch vert. (1686), bij den tweeden druk bovendien een korte verhandeling over de ‘coffi’ en de ‘chocolate’, alsmede de ‘apologie’, in den derden druk ook een verhandeling over de deugden en de kracht van de tabak; Nieuw gebouw van de chirurgie of heelkonste, stuksgewijse opgetimmert door J.B. (den Haag 1680), in het Duitsch vert. (1687, 1697); Laatste reden van afscheid, over de koortsen, gehouden te den Haag 15 Juli 1681; Reden over de koortzen (den Haag 1682), in hetzelfde jaar in het Fransch vert., ook in het Latijn vert.; Brief aan Overkamp, voorkomend in zijn Nieuw gebouw der chirurgie (1682); C. Bontekoe notae inprovocatoriae in corollaria quae disputationi suae de ictero opposuerat G. Blasius (Amsterdam 1682); Fragmenta dienende tot een onderwijs van de beweginge en vyandschap of liever vrindschap van het acidum met het alcali (Den Haag 1683); Vervolg van de reden over koortzen dienende tot een antwoord op de brief onder de naam van P. Bernagie voortgebragt (Amsterdam 1683); Kort en vast bewijs, dat 'er geen annus climactericus of moortjaar is (1683), ook in het Duitsch en Latijn; Verscheidene tractaetjes handelende van de voornaemste grondstukken om tot een ware kennisse der philosophie en medecine te geraken (den Haag en Amsterdam 1687);
Litterae familiares ad Joan. Abrah. de Gehema (Berlijn 1686); Metaphysica et libri singulares de motu, nec non ejusdem oeconomia animalis, opera posthuma (L.B. 1688), duitsche vert. (Bremen 1692); Kort en bondig recept of remedie tegens het podagra (Keulen 1688); Fundamenta medica, sive de alcali et acidi effectibus per modum