[Boetzelaer, Rutger van den (2)]
BOETZELAER (Rutger van den) (2), zoon van Wessel (2), die volgt, en van Lise van Kervenheim.
Alsknape staat hij 11 Nov. 1319 onder de vrienden van Jordaen van Rynaren (= Rindern in Kleef), als deze een vergelijk treft over de tocht zijner stiefmoeder (Ilgen, Quellen, no. 31). Reinald zoon te Gelre en Dirk graaf van Cleve worden het eens over het gericht Weeze 24 Aug. 1326 en Rutger van den Boetzelaer, ridder, is toen in de kerk aldaar ten gericht (Lacomblet, III, no. 217). Rutger, wederom genoemd ridder, en zijn oudste zoon Wetzel verkoopen aan de abdij Camp de groote en kleine tienden bij Orsoy, leenroerig aan den graaf van Gulik, welke tienden Stina, de gade van Rutger, ten huwelijk had gebracht. De graaf bevrijdt de tienden van den leenplicht en in plaats daarvan stelt Rutger uit zijn hof en goed Ruwehoff bij Boitzelar een erftins van 5 mark en 6 sol. goede oude brabantsche denariën te leen, 26 Juli en 6 Aug. 1327 (Dick, Abtei Camp, 252 en van Spaen, Geneal. van den Boetzelaer). Als ridder is hij 22 Juli 1331 getuige voor Dirk graaf van Cleve en zijn gemalin Margareta (Nijhoff, Gedenkw. I, no. 251), 16 Oct. 1331 als ridder borg voor Reinald graaf van Gelre (Lacomblet, III, no. 257), 15 Nov. 1332 als Rutghaer van den Boetzelaer, ridder, met anderen getuige van den graaf van Cleve, als deze al zijn bezittingen in den lande van Altena aan den graaf van Holland verkoopt (van Mieris, II, 536) en 20 Aug. 1333, scheidsman voor den graaf van Cleve in diens twist met den graaf van Gelre (Nijhoff, Gedenkw. I, no. 279).
Hij overleed in of kort voor 1340 want toen was sprake over de uitvoering van zijn testament (v. Spaen, Geneal. van den Boetzelaer).
Zijn vrouw Stina reeds hierboven (1327) vermeld, schonk hem o.a. een zoon Wessel, in 1327 mede hiervoor genoemd, en een zoon Otto, echtgenoot van Alverne van Geisteren, uit wien de v.B. van Toutenburg stammen.
Zie: J.D. Wagner in Mdbl. Ned. Leeuw XLIII (1925), 36; Nederl. Adelsb. (1912), 264.
Regt