Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Boetzelaer, Gijsbert van den]

BOETZELAER (Gijsbert van den), geb. omstr. 1580, overl. te Utrecht 12 Juli 1628, zoon van Dirk en van Geertruid van de Poll.

Hij was heer van den Boetzelaer, erfschenker en landdrost van Cleve, en door zijn moeder heer van Leeuwen. Van 1615 tot 1622 was hij ambtman, richter en dijkgraaf van Maas-en-Waal en werd 21 April 1615 op verzoek van den magistraat van Nijmegen in de ridderschap van Nijmegen beschreven. In 1622 zond het muitende garnizoen van Goch hem een brandbrief om 400 realen van achten terstond en 50 elke maand te ontvangen; het blijkt niet, of hier op zijn kasteel den B. wordt gedoeld, evenmin of aan de bedreiging werd voldaan (Het Staatsche Leger). In hetzelfde jaar 1622 werd hij door zijn huwelijk met Agnes van Aeswijn, vrouwe van Ruwiel, met laatstgenoemde ridderhofstad beleend en verkreeg hierdoor 29 Sept. 1623 zitting in de ridderschap van Utrecht, waaruit hij wederom werd gecommitteerd ter Staten-Generaal. In 1627 werd hij tot ambassadeur benoemd om met Rochus van den Honert, Andries Bicker en Simon van Beaumont naar het Noorden te gaan om den vrede tusschen de koningen van Zweden en Polen te helpen bevorderen, nieuwe overeenkomsten omtrent den oosterschen handel te sluiten en vermindering van den Sondtol te verkrijgen. Gijsbert van den B., kon echter, door een hevige ziekte aangetast, niet mede en overleed te Utrecht 12 Juli 1628; hij werd 17 Juli d.a.v. in de Regulierskerk begraven (zie ook: Alg. Ned. Familiebl. XIII, 252).

Hij was in 1604 gehuwd met Agnes van Aeswijn, vrouwe van Ruwiel. Zij overleed 29

[p. 150]

Oct. 1624 en werd te Apeldorn begraven, dochter van Arend, heer van Ruwiel en Portengen, in de ridderschap van Utrecht, en van Catharina van Isendoorn. Uit dit huwelijk sproten 9 kinderen. Van die kinderen gaat Dirk (3) hiervoor, en volgt Sweder (2); Arnold (Arend), heer van Ewijk en Ruwiel, werd ambtman van Maas en Waal en overleed ongehuwd te Tiel 15 Nov. 1635.

Zie: Geld. Volksalm. (1894), 80; Wagenaar, Vad. Hist. XI, 65; Aitzema, Saken van St. en O.I, 41, 601, 603; Scheltema, St. Ned.; Beekman, Beschr. van Asperen, 273, 274; v. Beaumont, Gedichten (uitg. J. Tideman, inl. X, XI); Navorscher XLVI, 42, LV, 40, LXV, 542; Mdbl. Ned. Leeuw XXVIII, 379; Kobus en de Rivecourt; van Meurs, Riddersch. van Nijmegen 25, 182, 443.

Regt