[Boetzelaer, Mr. Dirk baron van den (4)]
BOETZELAER (Mr. Dirk baron van den), (4) heer van Kijfhoek en Dubbeldam, geb. te Leiden 12 April, gedoopt Pieterskerk 15 April 1746, overl. te 's Gravenhage 5 Nov. 1819, zoon van Nicolaas, heer van Dubbeldam, die volgt, en van Elisabeth Dorothea de Raedt.
Hij studeerde sedert 14 Sept. 1761 te Leiden in de rechten, werd in 1773 dijkgraaf van den Zuiderzeedijk beoosten Muiden, hoogbaljuw van Weesp, baljuw van Naarden en kastelein van Muiden tot 1782, en raad en muntmeester-generaal van Holland. In 1772 werd hij lid der ridderschap van Holland, als zoodanig in 1780 gecommitteerd ter admiraliteit te Amsterdam en in 1787 in die op de Maas. In 1787 benoemd tot lid der Commissie tot onderzoek welk grooter deel het volk aan de regeering kon worden toegekend. In 1790 werd Laurens P. v.d. Spiegel in een te Antwerpen verschenen pamflet op verregaande wijze beschuldigd van verkwisting van 's lands geldmiddelen; hij verzocht in de vergadering den Staten deze zaak te onderzoeken en verliet de zaal, waarna v.d. B. op verzoek in deze zaak den post van Raadpensionaris waarnam.
In het begin van 1795 werd hij met Nicolaas Calkoen, als gecommitteerden uit den Raad van State, naar den bevelhebber van het fransche leger gezonden ten einde ook voor Holland nog een voordeelige capitulatie te sluiten, doch zij slaagden niet naar wensch.
Hij leefde sedert ambteloos. Wel werd hij in 1801 benoemd tot lid van het Wetgevend Lichaam, doch ook daarvoor bedankte hij.
Hij huwde te Haarlem 27 Mei 1781 Petronella Maria Johanna van Lennep, geb. te Amsterdam 9 Dec. 1755, overl. te 's Gravenhage 22 Maart 1805, wed. van Mr. Jacob Cornelis Sylvius v. Lennep, en dochter van Aernout en van Anna Elisabeth v. Marselis. Hieruit twee vroeg gestorven zoons en twee dochters, waarvan Anna Clazina Elizabeth met jhr. Abr. Jac. van Lennep, en Wilhelmina Aimée met Willem Gustaaf Jan baron van den Boetzelaer huwde.
Zie: Verv. op Wagenaar V, 86, XV, 329, 348, XXIII, 264, XXVII, 413, XLIV, 132; C. v.d. Aa, Gesch. v.d. Oorlog 1793-1802 II, 367-370; dez., Leven van Willem V IV, 413-415; Nederl. Adelsb. (1912), 267.
Regt