[Boetzelaer, Dirk van den (2)]
BOETZELAER (Dirk van den) (2), geb. 1515, overl. 1573, oudste zoon van Dirk (1) en van Geertruyd van Goor.
Hij trad in de rechten en leenen van zijn vader 1546, uitgezonderd ter Möllen, dat aan zijn broeder Johan kwam, en Oudegein, dat een leen van zijn stiefmoeder was. Hij werd in 1548 beleend met den Boetzelaer en het erfschenkersambt van Cleve en werd evenals zijn vader begiftigd met het landdrostambt van Cleve. Door Philips van Montmorency, graaf van Horn (Hoorne), heer van Weert enz., werd hij 7 Mei 1547 beleend met de goederen waarvan zijn vader Dirk leenman was geweest, o.a. den burcht Aldenghoor. Een brief van genoemden graaf van Hoorne aan Dirk van den Boetzelaer betreffende een bijdrage in de oorlogskosten in de bestrijding der Turken is afgedrukt in Navorscher LV, 51, 52. In 1550 werd Dirk nog beleend met den Hof ter Smitten ten zutphenschen leenrechte en met twee leenen, gelijk hij die van Wilhelm Sculenborch had aangekocht.
Hij huwde Ermgard van Wylich, overl. 1584; dochter van Otto, heer van Grubbenvorst en Gronstein, drost van Gennep en Hetter in Cleve, en van Elisabeth van Buderich, erfdochter van Gronstein.
Hieruit zes kinderen, o.a. Sweder, die volgt; voorts Dirk; Elisabeth, gehuwd met Dirk Knipping tot Hacfort; Gertrud; Hadewich en Alverade, die eerst met Paulus van Assendelft (dl. VII, kol. 42) en daarna met Arnold van Aeswijn huwde. Deze laatste overleed 12 Dec. 1621, oud 69 jaar en 6 maanden; zijn vrouw 10 Mei 1622; zij liggen te Breukelen begraven.
Zie: J.W. des Tombe in Navorscher (1905) LV, 39, 40.
Regt