[Boerlage, Jacob Gijsbert]
BOERLAGE (Jacob Gijsbert), geb. te Uithoorn 18 Nov. 1849, overl. op Ternate 25 Aug. 1900. Deze geleerde op botanisch gebied promoveerde te Leiden 2 Juli 1875 tot doctor in de wis- en natuurk. op een dissertatie Bijdrage tot de kennis der houtanatomie. Van 1876-80 was hij leeraar te Amsterdam en Dordrecht. In 1881 tot conservator bij 's Rijks herbarium te Leiden benoemd, maakte hij in 88 een studiereis naar Indië, waarna hij in 91 belast werd met het onderwijs in de ind. boomflora aan de rijksalumni voor het boschwezen. Tot onderdirecteur van het herbarium benoemd, werd hij tevens toegelaten als privaat-docent aan de leidsche hoogeschool (1894). In 96 volgde zijn aanstelling tot adj.-directeur van 's Lands plantentuin te Buitenzorg en tot chef van het herbarium en museum aldaar. Op een wetenschappelijke onderzoekingsreis door de Molukken is hij na een schipbreuk overleden. Zijn Icones bogarienses, begonnen in 1897 en na zijn dood voortgezet, geven afbeeldingen van nieuwe soorten uit den tuin of uit andere verzamelingen. B.'s Handleiding tot de kennis der flora van Ned. Ind. werd na zijn overlijden gestaakt. De overige voortbrengselen zijner studiën zijn neergelegd in de Annales du jardin botanique de Buitenzorg, in het Nederl. kruidkundig archief, in Teysmannia en in het Bulletin de l'institut botanique de Buitenzorg. In Teysmannia 1894 gaf hij een levensbericht van J.K. Hasskarl (dl. III, kol. 550). Ook werkte hij mede aan Natuurkundige toestand van Nederland, deel II der reeks ‘Algemeene aardrijksk. bibliogr. van Nederl.’ (1889); eveneens aan den Catalogus plantarum phanerogama.... enz. (1899). Hij was gehuwd met Caroline Holst en had uit dat huwelijk twee dochters en een zoon Ir. J.D. Boerlage,
later lector in de leer der verbrandingsmotoren te Delft.
Zie: Treub, Levensbericht van dr. J.G. Boerlage in Nat. Tijdschr. v. N.I. LX, 396; Verslag Plantentuin 17-24 (1900).
Bartelds