‘Venus’, liep beschadigd te Bergen in Noorwegen binnen en keerde van daar naar het vaderland terug; op een ander schip, de ‘Jason’, sloeg de bemanning aan het muiten en leverde het vaartuig in de schotsche haven Grenock aan de Engelschen over. Zonder iets van belang te hebben verricht, keerde het eskader onder den vice-admiraal P. Hartsinck (wegens het overlijden van Braak) terug; het kon het vaderland niet bereiken en werd in Juni 1799 te Drontheim voor sloopingsgeld verkocht.
Na den vrede van Amiens ontving B.v.T. 12 Juli 1802 instructies voor een reis naar West-Indië als commandant van een eskader met de schepen ‘Proserpina’, ‘Pallas’, ‘Kenau Hasselaar’, ‘Hippomenes’, ‘The Rose’ en ‘Serpent’. 5 Aug. 1802 uitgezeild kwamen zij in Suriname aan en namen 2 Dec. 1802 opnieuw bezit van de kolonie, bij den vrede aan Holland afgestaan. Kort daarop tot schout-bij-nacht bevorderd, was B.v.T. in dien rang als commandant van 's lands eskader in West-Indië liggende op de reede van Paramaribo, toen aldaar in 1804 een engelsche vloot van 26 schepen, bemand met 2000 koppen, verscheen met de bedoeling zich opnieuw van de kolonie meester te maken. Bloys van Treslong en de dappere luitenant-kolonel van Imbyse van Batenburg trachtten nog de overgave tegen te houden, maar de commissaris-generaal Pierre Béranger en de koloniale raad waren niet tot tegenweer bereid, zoodat de engelsche opperbevelhebber Charles Green zonder slag of stoot 28 April 1804 de volkplanting in bezit nam. Tusschen Béranger en B.v.T. rezen intusschen ernstige geschillen die door den Raad van Marine 7 Mei 1804 werden geregeld. Bloys van Treslong over de overgave der kolonie gehoord, werd 18 Juli 1806 vrijgesproken van alles wat hem in de surinaamsche kwestie werd te laste gelegd. Kort daarna (vóór Aug. 1808) werd hij tot vice-admiraal bevorderd en verving van Aug. 1808 tot Juli 1809 de Broc als opperhofmaarschalk. 27 Nov. 1809 vergezelde B.v.T. koning Lodewijk Bonaparte naar Parijs, doch hoe zijn latere levensloop was, bleek ons niet. Bij Kon. Besl. van 16 Sept. 1815 werd hij in den nederlandschen adelstand verheven.
Hij huwde 7 Mei 1806 te 's Gravenhage met Petronella van der Meersch (1769-1848), dochter van Guillaume en van Adriana Gerarda van der Craght, doch zijn huwelijk bleef kinderloos.
Zie: Geneal. Herald. Bladen I, 306-308; Nederl. Adelsboek (1912), 241; Vervolg op Wagenaar XXVI, 13, 17, 18, 20, XXXII, 314, XLV, 76-78; de Jonge, Gesch. Ned. Zeew. V, 575, VI, St. I, 446-451, id. st. II, 49, 462, 562, 583; Navorscher LXXIV (1925), 255.
Regt