Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8

[Blitterswijck, Dirk heer van]

BLITTERSWIJCK (Dirk heer van), zoon van den voorgaande, overl. in of vóór 1509, beleend 1502, was met Johan van Eijll, heer van Geysteren, van wege de ridderschap tegenwoordig bij het bestand, dat 31 Maart 1501 gesloten werd tusschen hertog Karel van Gelder en Johan hertog van Cleef; 1 Febr. 1502 verleende hertog Karel hem kwijtschelding van hetgeen deze en wijlen zijn vader Arnt tegen hem misdreven hadden en kreeg hij ook de verbeurdverklaarde goederen van zijn broeder Jasper om die erfelijk te behouden. Dirk stichtte met zijn echtgenoote Jutta van Appeltern aan de westzijde van het dorp Blitterswijck een kapel, ter eere van de H. Moeder Anna en St. Joannes den Dooper. Jutta, die in 1502 een jaarlijkschen lijftocht van 100 rijnsche guldens kreeg, komt als weduwe 13 Nov. 1518 voor, op welken dag hertog Karel van Gelder een beschikking te haren behoeve maakte ten aan-

[p. 119]

zien eener rente uit de heerlijkheden Blitterswijck en Hemmen, welke Jasper van Lijnden, heer van die plaatsen, als erfgenaam van zijn oom Dirk van Blitterswijck betalen moest; 21 Dec. 1520 legden de schepenen van Blitterswijck de verklaring af, dat Jutta zich in meerdere punten tegen het landrecht vergrepen had.

Zie: Maasgouw (1879) 53, (1881) 426-427, (1900) 87, 88, 92; Limburg's Jaarboek (1922) 76.

Verzijl