pondentie van Parma, van den raadsheer Assonleville,
reeds den vertrouwde van zijn moeder en dien van Uytenham, die de onderhandelingen geleid had, kwamen mede aan het licht. De trouwe, onversaagde, altijd waakzame kanselier verloor den verrader geen oogenblik uit het oog. Hij wachtte het beslissende moment af. Parma zag men oprukken naar Zutten, maar tegelijk werd van den Berg te Arnhem gegrepen (5 Nov. 83) en ter verantwoording geroepen. Hij bekende zijn bedrog, herriep het een dag later en wilde het een en ander als een krijgslist aangemerkt zien. Het baatte niet; reeds op 8 Nov. werd hij met zijn vrouw, dochter en jongsten zoon gevankelijk naar Delfshaven gevoerd. Drie andere zoons werden voorloopig te Arnhem in verzekerde bewaring gesteld, maar toen hun onschuld bleek, nam de Prins hen aan zijn hof op, waar hij als een vader voor hen was. Adolf van Nieuwenaar, thans voorgoed in staatschen dienst, verving hem als stadhouder (Maart 84). Uit consideratie voor den Prins, maar niet op diens verzoek, kreeg de afvallige verlof ‘om op eene onpartijdige plaatse te gaan woonen, en onder bezwooren belofte van den Staaten getrouw te zullen zijn’. Bevrijd zijnde, koos de karakterlooze man nu openlijk 's Konings zijde, een voorbeeld dat al heel spoedig door zijn drie zoons Herman, Oswald en Frederik, werd nagevolgd, welke laatste voorloopig als gouverneur van Venlo gehandhaafd was. Tot zijn dood heeft Willem in zijn ontrouw volhard. Zijn gemalin, Maria van Nassau, volgde hem met goedvinden harer kinderen op in het bestuur van het graafschap Berg. Die kloeke, achtenswaardige vrouw, welke groote bekwaamheden als bestuurster heeft aan den dag gelegd, is er door onderhandelingen met de Staten en met Parma in geslaagd onzijdigheid voor haar graafschap te bedingen. Zij overleed in 1599.
Zijn huwelijk was rijk met kinderen gezegend: 8 zoons en 9 dochters. De voornaamsten zijn: Herman, Frederik en Hendrik, die voorgaan, Oswald (1561-86), gesneuveld bij Boxum in Friesland, Adam, als spaansch hopman 7 Nov. 1590 te Groningen gestorven; Lodewijk (1565-92), in dienst van Spanje gesneuveld bij het beleg van Steenwijk; Adolf, heer van Homoet en Hedel, gestorven als ritmeester in dienst van den vijand (1609); Catharina, geh. (1601) met Floris II, graaf van Culemborg; zij stierf in 1639.
Zie: Tadema, Willem, graaf van den Berg en zijne tijdgenooten (Zutphen 1846); Nijhoff, Recensie van dit werk in Bijdr. voor Vad. Gesch. en Oudh.k. reeks I, V; Tadema, Verslag v.h. Bergsche archief; Wagenaar, Vad. Hist.; Blok, Willem I, Prins van Oranje (Amsterd. 1919-20); van Veen, Briefwisseling tusschen Marg. van Parma en Ch. de Brimeu (Arnhem 1914).
Bartelds