[Berg, Herman graaf van den]
BERG (Herman graaf van den), oudste zoon van Willem IV, die volgt, en broeder van Hendrik, die voorgaat, geb. 1558, overl. te Spa Aug. 1611. Na den afval van zijn vader van de nederlandsche zaak, werd ook hij met twee van zijn broeders gevangen gezet. Na zijn vrijlating ging hij voorgoed in spaanschen dienst. Hij deed zich daar kennen als een bekwaam ruiter-officier, o.a. in het zegevierend gevecht bij Amerongen, 23 Juni 1585, waar hij onder Tassis de achterhoede aanvoerde tegen den graaf van Nieuwenaar, in wiens leger zich ook Josse de Zoete, heer van Villers, en de pas tot de Staten overgegane Maarten Schenk bevonden. Ook zijn jongere broer Oswald nam aan den strijd deel. In den slag bij Boxum, in Zevenwouden (27 Jan. 1586), werd hij gewond, terwijl graaf Oswald bij vergissing door een der zijnen gedood werd; de graaf had zich van een friesch vendel meester gemaakt; een Spanjaard zag hem, hierdoor misleid, voor een uit het staatsche leger aan en doorstak hem. Bij de dappere verdediging van het door Maurits met succes belegerde Deventer (1591) werd hem een oog uitgeschoten. De spaansche regeering erkende zijn verdiensten, door hem, reeds kolonel van een regiment nederduitsche infanterie, tot gouverneur en kapiteingeneraal van Spaansch Gelre te verheffen en tevens tot ridder van het gulden vlies te benoemen. Uit de belangrijke briefwisseling van het jaar 1595 met den graaf van Fuentes, landvoogd ad interim, alsook die met don Estevan en don Diego de Ibarra verneemt men de vorderingen van het beleg van Kamerijk en de maatregelen tot ontzet van Grol genomen. Al was niet hij, maar de oude Mondragon de aanvoerder der spaansche ontzettingstroepen, toch werkte hij krachtig tot het welslagen mee. Sedert hield hij zich in de belangrijke vesting Venlo op,
van waaruit hij het spaansche gezag in de steden van het Overkwartier wist te handhaven. Talrijk zijn de brieven waarin hulde gebracht wordt aan zijn beleid en onversaagdheid door Karel van Mansfeld, den amirant van Arragon, den markies de Havré, president Richardot, den audiencier Lodewijk Verreycken. Ook de aartshertogen bleven daarin niet achter. Aan zijn beleidvol optreden te Grave en te Weert dankte de regeering de onderdrukking der muiterij in het spaansche leger. Dank zij ook zijn ijver werd het ontzet van den Bosch met een goeden uitslag bekroond. In 1596 is hij met de geldersche leenen beleend.
Hij was gehuwd met Maria Mancia van Wittem, markgravin van Bergen op Zoom, gravin van Walhain, vrouwe van Beersel, Perweis, Glimes, Wavre, Gheel enz. Hij kreeg bij haar één dochter Maria Elisabeth, gravin van den Berg, markgravin van Bergen op Zoom, geb. 1610, overl. 1633. Zij trouwde in 1625 met haar vollen neef Albert (zie kol. 73), Herman's