Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 69]
| |
kleedde hij meerdere jaren gewichtige ambten te Haarlem, waar ook zijn gelijknamige grootvader en zijn vader, de reeds genoemde Dirk, tot aanzien gekomen waren, beiden er verscheidene jaren o.a. als burgemeester opgetreden zijnde (en de laatste o.a. ook als forestier van 't bosch te Haerlem, blijkens commissie van 9 Jan. 1491 in Dodt v. Flensburg, Arch. v.K. en W. Gesch. I, 173 vlg). Ook onze Wouter heeft het zoover gebracht, nadat hij reeds in 1523 tot schepen was benoemd en het jaar daarop tot thesaurier, welk ambt hij tot 1541 heeft bekleed. Meerdere jaren komt hij als zoodanig voor, behalve in het laatstgenoemde jaar, b.v. in 1526, in 1538 bij het ontvangen van de belastingen der boeren en de dorpen van Kennemerland (zie verder A.J. Enschede, Inv. v.h. Archief der stad Haarlem (Haarlem 1866). In 1536 (5 Nov.) stelde Karel V in zijn kwaliteit van graaf van Holland W.v.B. aan tot schout, in welk jaar hij ook penningmeester van de stads-fabriek werd. Als schout wordt van hem vermeld, dat hij, toen hij als zoodanig toegang verlangde tot de Vergadering van ‘Wet en Vroedschap’ zich die ontzegd zag door den voorzittenden burgemeester Jan Gijsbrechtsen als niet ontboden en dat ondanks zijn beroep op de vroegere gewoonte. En bij resolutie werd vastgesteld, dat voortaan - zonder daartoe opgeroepen te zijn - geen schout meer zou worden toegelaten in ‘de communicatie van de Wet en Vroedschap’. En eveneens werd in verband met W.v.B., toen hij, in 1552 ziek en te 's Gravenhage zijnde, de burgemeesters van Haarlem verzocht over de gevangenen in de St. Janspoort recht te doen of hem toe te staan een plaatsvervanger te stellen - en deze werd inderdaad door hen aangesteld onder den titel van commissaris der stadshuizen en verplicht den eed af te leggen - vastgesteld, dat de schout gehouden was zijn ambt waar te nemen, doch in geval van afwezigheid en ziekte zou het worden uitgeoefend door een der burgemeesters. Zoo vinden we op laatstgenoemd jaar (7 Dec.) Mr. Quyrijn Dirxs, oudburgemeester, genoemd als officier in absentie van den schout. Aan tal van keuren en ordonnanciën is de naam van W.v.B. als schout verbonden, zoo aan de belangrijke op het ambt van persmeesters en facteurs der draperie (v. 19 Aug. 1552). Zoo (1549) b.v. in verband met een brief van de regeering van Dordrecht aan hem over de zaak van Willem v. Vierssen, burgemeester van Deventer, inzake een bekend proces tegen de Overijselsche steden gevoerd voor den Grooten Raad (v. Dalen, Inv. v.h. Archief der Gemeente Dordrecht bl. 192). Verder was deze v. Bekesteyn hoogheemraad van Rijnland, komt als zoodanig voor in de jaren 1541, 1548 (v. Mieris, Beschr. der stad Leyden, Leiden 1770, II, 595), 1557, 1559, 1568, 1570. Het reeds vermelde ambt van burgemeester werd door heer Wouter nog bekleed in 1558 en 1559, die ook nog weesmeester geweest is (1561-1566). Ongeveer denzelfden tijd, en wel in 1567, moest hij, op last van de landvoogdes, voor ‘Commissarissen van het Hof van Holland’ een verklaring afleggen t.o. van zijn gezindheid jegens den koning van Spanje. Te Water noemt hem dan ook niet onder degenen, die zich hebben aangesloten bij het Verbond der Edelen. Hij heeft trouwens den verlangden eed afgelegd en uit niets blijkt, dat hij dien ontrouw is geworden. Wouter v.B. is tweemaal gehuwd geweest, 1e. in 1514 (30 Oct.) met de 10 April 1534 overleden Eli- | |
[pagina 70]
| |
sabeth v. Scherpenseel, dochter van Johan en Brechteld v. Beesd (Brechtland v. Beets) (dl. IV, kol. 1218), 2e in 1543 (12 Sept.) met Adriana v. Wijngaerden (overl. 5 Febr. 1556), dochter van Floris en Arnoldina v. Wassenaar v. Duvenvoorde. W.v.B. liet een zoon na, Dirk, die huwde met Adriana v. Warland v. Muylwijk, dochter van Frans (v. Balen 1120) of Adriana de Gorter geseyt v. Muylwijk, dochter van Francois. Ook Mr. Dirk is meerdere jaren burgemeester geweest. Bovenaangehaalde v. Balen (1096) noemt ook Anna van Bekesteyn als dochter van Jan (welken?), gehuwd met Mr. Jan de Jonge, zoon van een dordtsch schepen en zelf in 1521 griffier geworden van het Hof van Holland. Evenmin is duidelijk, wie de juffrouw v. Bekesteyn was (overl. 1569), Bijdr. v.h. Bisdom Haarlem XXIV (1899), 374, die ongeveer ook in dezen tijd getrouwd is met een ander heer uit Dordrecht, Dirk v.d. Merwede (aldaar overl. 1526; Balen 1109). Stukken ter nadere inlichting, behelzende gegevens omtrent de familie v. Bekesteyn zijn, blijkens welwillend van daar verstrekte mededeelingen, op het gemeentearchief te Haarlem niet aanwezig, tenzij dat er nog iets mocht zitten in de Thesauriersrekeningen of de Transportregisters. Zie, behalve het reeds genoemde, daaronder vooral: A.J. Enschede, Inv. v.h. Archief der stad Haarlem (Haarlem 1866) en de oude kronieken, vooral Gouthoeven; S.v. Leeuwen, Batavia illustrata, 858; M. d'Yvoy v. Mijdrecht en G.J. Beeldsnijder, Verbond en smeekschriften der Ned. edelen 77; Theod. Schreveli, Harlemias of Eerste stichting der stad Haarlem (Haarlem 1754); G.W. v. Oosten de Bruyn, De stad Haarlem en haare geschiedenissen (Haarlem 1765) I, 123, 126; F. Allan, Gesch. v. Haarlem (Haarlem 1888) IV, 716; W.P.J. Overmeer, De regeering van Haarlem van af de 14de eeuw tot 1851 in Alg. Ned. Familiebl. 1905 (zie reg.), ook ald. 1903, 391; J. Huizinga, Rechtsbronnen der stad Haarlem ('s Grav. 1911); Naamregister van de Heeren van de Regeering der stad Haarlem (Gemeentearchief te Haarlem). Kooperberg |
|