[Arendael, Salentin van]
ARENDAEL (Salentin van), heer van Well (Lb.), overl. omstreeks 1398, zoon van Roelman, heer van Arendael (bij Sintzig) en van Christina van Myrlaer, bezat de halve heerlijkheid Arendael, bezat in 1373 ⅓ deel van Well (Lb.), kocht 2 Febr. 1382 ⅓ deel van Sibert van Blitterswijck, komt op St. Matheusdag 1376 in een akte voor met Jacob, heer van Myrlaer, en Sibert van Blitterswijck. Zaterdags na St. Antonius 1381 geven Hendrik, heer van Arendael, en Salentin van Arendael, heer van Well (Lb.), gebroeders, te kennen, dat hun moeder Christina van Myrlaer hun toegescheiden heeft van alle goederen en schulden die hun vader Roelman, heer van Arendael, bij zijn dood nagelaten heeft. In 1384, Donderdag na Zondag Reminiscere in de vasten, verpandde hij het huis en de heerlijkheid Well (Lb.) aan zijn zwager Rutger van Alpen voor 400 oude gouden schilden. Op Sint Walburgisavond 1384, bekende dezelfde, dat Salentin van Arendael hem de 400 oude schilden betaald heeft, die hij geleend had op de heerlijkheid Well (Lb.). Op Sint Joannes geboortedag (24 Juni) 1387, verklaarden de schepenen van Well (Lb.), dat voor hen is gekomen Salentin van Arendael, heer van Well (Lb.), die vroeg of zij schatvrij waren en aan zijn voorzaten geen schatting betaald hadden, waarop zij antwoordden, dat zij schatting betaalden van den tijd af, dat men die boven en beneden op het land betaald heeft. Hij was gehuwd met Mechtildis van Broeckhuysen. Zijn zoon Roelman (zie vorig artikel).
Zie: A.F. van Beurden, Het oudste Cartularium der heerlijkheid Well (Lb.) (1363-1463) in Limburg's Jaarboek (1906), 121-127, 130; M.J. Janssen, Geschiedkundige aanteekeningen over de heeren van Meerlo (Lb.) in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le Limbourg (1912), 239; Jan Verzijl, Geslachtslijst der heeren van Well (Lb.).
Verzijl