[Abendana, Jacob]
ABENDANA (Jacob), geb. in Spanje 1630, gest. te Londen 12 Sept. 1685, broeder van Isaac en Daniel Abendana en oudste zoon van den hamburgschen portugeeschen opperrabbijn Joseph Abendana, was gehuwd met Sara Abendana. Hij week met zijn vader zeer jong naar Hamburg uit en ging spoedig naar Rotterdam om aan de portugeesch-joodsche academie der familie de Pinto ‘Jesiba de los Pintos’ te studeeren, alwaar hij op 25 Januari 1652 werd aangenomen. De studenten genoten hier n.l. een bepaalde toelage (Aspaca) van de stichters. Zoo had hij toen reeds eenigen tijd als toehoorder buiten de gewone studenten de colleges gevolgd, op voorspraak van den regent Isaac de Pinto, die hem ook reeds in het genot der voorrechten voor het bepaald aantal studenten had gesteld, omdat hij een ‘jongeling van veel aanleg’ was. Abendana kon zich echter niet in de strenge reglementen schikken, waaraan de studenten zich moesten onderwerpen. Toen hij met vacantie naar Antwerpen was gegaan en zijn verloftijd overschreed, werd hij op 31 Oct. 1652 ontslagen. Hij vertrok toen naar Amsterdam en werkte er op 3 Mei 1658 mede aan den gedachtenisbundel Elogios que zelosos dedicaron, uitgegeven door de amsterdamsche spaanschportugeesche Joden ter herdenking der martelaren Nuñez Bernal en Almeyda, die te Cordova verbrand waren. Een aantal jaren later publiceerde hij gezamenlijk met zijn broeder Isaac een Bijbelcommentaar Mikdal Jofi van Salomon ben Melech, waaraan hij zijn eigen aanteekeningen toevoegde als Leket schielscha (nalezingen), dat bij inteekening te Amsterdam in 1660 werd uitgegeven (2e ed. in 1685). Hij is de eerste joodsche schrijver, wiens werken van aanbevelingen van christengeleerden voorzien werden; als bijv. van Buxtorf uit Bazel, Coccejus en Golcius uit Leiden enz. In Leiden hielp hij prof. Anton Hulsius bij diens oriëntaalsche
studiën, die hem te vergeefs zocht te bewegen om door den doop het jodendom den rug toe te keeren. Over den tekst in Haggai II: 9 ontspon zich een levendige briefwisseling (Sept. 1659-Juni 1660), door Hulsius in 1669 gepubliceerd. Dit werd de aanleiding tot Abendana's vermaarde spaansche vertaling van Koesari, het joodsch-apologetisch philosophisch werk van Juda Halevie (1666): Cuzary Libro de grande sciencia y nuccha doctrina...... traduzido del Ebrayco en Español comentado por el H.H.R. Yahacob Abendana, welke vertaling aan den engelschen consul Willem Davidson was opgedragen: ‘Primero Commissario ij Agente de la Gran Bretañada en Amsterdam’. In 1675 gaf hij in geschrift nog uiting aan zijn vreugde over de inwijding der amsterdamsche portugeesche Synagoge; in 1686 werd hij als opperrabbijn van Londen beroepen. Daar moet hij nog een complete spaansche vertaling der Mischna geschreven hebben, die niet gedrukt werd, doch als de grondslag van Surenhuijsen's latijnsche vertaling wordt genoemd. Hij werd op de portugeesche begraafplaats te Mile End te Londen begraven, waar zijn graf nog te zien is.
Zie: Jac. Zwarts, De 17de eeuwsche Rotterdamsche Leerschool Jesiba de los Pintos in het Rotterdamsche Jaarboekje (1922), 65 vlg.
Zwarts