zich om zijn vrijzinnige denkwijze in 1688 te Leiden, waar hij 16 Maart 1689 is ingeschreven als stud. med., in 1690 op zijn naam de Florae Lugduno- Batavae van den hoogleeraar Paulus Hermann mocht uitgeven en het volgende jaar de beschrijving uitgaf van een door hem naar de opvattingen van Boulliaud geconstrueerd planetenmodel als Paradoxon novum mechanico-astronomicum (Lugd. Bat. 1691; herdrukt in 1696; holl. vert. in 1700). Z. promoveerde te Leiden 16 Juli 1693 in de medicijnen met een aan Hermann opgedragen dissertatie De sudore et sudoriferis, gaf er privaat onderricht in philosofie, wiskunde en muziek, huwde in 1695 met Theodora Day en was in 1697 tijdelijk organist in de St. Pieterskerk. Zijn groote naam als globetechnicus deed hem wel kort na het aftreden van de Volder tot lector astronomiae benoemen, in welke functie hij het Tychonisch sextant op de sterrenwacht deed herstellen en op het platform een hoogen paalplaatsen om een kijker op te hangen. Bij de oprichting van het Collegium Carolinum te Cassel werd Z. door den landgraaf van Hessen tot hoogleeraar in de wiskunde benoemd, welk ambt hij 10 Maart 1708 aanvaardde, terwijl hij tevens het opzicht over de kunstkamer van den landgraaf kreeg. Ook zelf was hij een verzamelaar (zie bij zijn zoon). Voorgelicht door Chr. Huygens had Z. een instrument tot het bepalen der lengten geconstrueerd, waarover hij uitgaf Vera methodus inveniendi longitudines marinas (Cassellis 1715). Andere wis- en sterrekundige werken van hem zijn vermeld door Bierens de Haan, Bibliographie neerlandaise (Rome 1883) i.v. Zijn zoon Conrad gaat hiervoor.
Zijn zelfportret is op de Lakenhal te Leiden.
Zie: Cat. Bibl. pub. Lugd. Bat. (1716), 500; Uffenbach, Merkw. Reise I (Ulm 1754), 63; Hand. en Meded. Maatsch. der Ned. Letterkunde te Leiden, 1865; Meded. 42, 48, 50 en 51; Annalen der Sternwarte in Leiden I (1868), IX; De Librije (Rott., 1889 en 1895) en Annales internat. d' Histoire, 5e partie (Congres de Paris 1900) (1901), 141.
de Waard