IJ.
[IJsbrandsz., Jan]
IJSBRANDSZ. (Jan), kartuizer, overl. 24 Dec. 1559 te Amsterdam. Hij trad te Leuven in het kartuizerklooster, doch ging later over naar het convent van Sint Andries ter Zaliger Haven buiten Amsterdam, waar hij een zoogenaamde tweede professie heeft gedaan. Hier heeft hij op loffelijke wijze de ambten van vicarius, procurator en prior vervuld. Na den dood van Jan Lambertsz. (zie art.) in 1541 volgde hij dezen op als prior van het amsterdamsche kartuizerklooster. Tijdens zijn laatste bestuursjaren verkeerden de kloostergebouwen in een zeer vervallen toestand, om welke reden het generaal kapittel der orde hem herhaaldelijk aanspoorde om toch naar vermogen ieder jaar eenige herstellingswerken te doen verrichten. Na zijn dood werd hij als prior in 1560 opgevolgd door Gerrit Fabius (zie art.). Le Vasseur, die zijn gegevens heeft geput uit een ‘Catalogus Priorum Amstelodami’, prijst Jan IJsbrandsz. als ‘vir insigni modestia exornatus, laudabilisque admodum et exemplaris vitae’. Dezelfde schrijver vermeldt echter abusievelijk als zijn sterfjaar: 1560, hetgeen te verklaren is, doordat de dokumenten van het eerstvolgend generaal kapittel na zijn overlijden hiervan gewag maken.
Zie: L. le Vasseur, Ephemerides Ordinis Cartus. I (Monstrolii 1890), 143; Bijdr. en Meded. Hist. Gen. Utr. IX, 350-351; Cartae Capituli Generalis Ordinis Cartus. (1558, 1559, 1560) (hs., Certosa del Galuzzo, Florence); H.J.J. Scholtens, Het Amsterd. kartuizerklooster in de tweede helft der 16de eeuw in Bijdr. v.d. Gesch. v.h. bisd. Haarlem 1926, 442-463.
Scholtens