[Wonderaer, Sebald]
WONDERAER (Sebald) wordt in 1630 als vrijburger op het eiland Borneo vermeld. Hij is later overgegaan in dienst der Oostindische compagnie, die hem aanstelde tot licentmeester of sjabandar, een soort havenmeester, die tevens de in- en uitgaande rechten inde en de vorstelijke handelsprivilegies exploiteerde. In 1639 zond de G.G. Antonie van Diemen hem als zijn gezant naar den pangeran van Bantam, terwijl hij in 1646 op last van den G.G. Cornelis van der Lijn een dergelijke functie vervulde bij den soesoehoenan van Mataram. Zijn dochter Petronella Maria huwde in 1658 (of 54) met Cornelis Speelman (VI, kol. 1254), die in 1681 Rijklof van Goens als G.G. opvolgde, doch bij zijn huwelijk nog maar den rang van koopman had. Zij schonk hem een zoon Johan (1659-86), wien de engelsche koning Jacobus II wegens hem verleende financieele hulp tijdens den oorlog tegen Ulster den adellijken titel van baronet geschonken heeft.
Op het schip ‘Dordrecht’, uitgevaren in 1600 onder Jacob van Neck op diens tweeden tocht naar de Soenda-eilanden in dienst der O.l. Maatschappij, komt een Jeronymus Wonderaer voor in de kwaliteit van ‘kenner van de zijde’.
Zie: van Dijk, Neêrlands vroegste betrekkingen met Borneo (Amsterd. 1862); de Jonge, De opkomst v.h. nederl. gezag in O.I. ('s Gravenh. 1862-88); Speelman, Journaal der reis .... enz naar Perzië, uitgeg. door A. Hotz (Amsterd. 1908).
Bartelds