[Wittenhorst, Walraven van]
WITTENHORST (Walraven van), overl. 1623, heer van Horst, zoon van Johan (2) en van Margaretha van Brederode, volgde zijn vader als heer van Horst en drost van het land van Kessel op, werd 19 Januari 1592 met den licentiaat Jacobus Boener naar Brussel afgevaardigd, door de Staten van het Overkwartier, om aan de regeering de inwilliging eener bede van 24000 gulden voor één jaar mede te deelen; 13 April 1601 benoemden de Staten van het Overkwartier hem en een raadslid der stad Venlo om den stadhouder Herman van den Bergh te verzoeken den eed aan het landschap af te leggen, zooals van ouds gebruikelijk was; 6 Oct. 1604 werd hij met Dirk van der Horst naar Brussel gedeputeerd, tot afdoening van verschillende bezwaren van het kwartier Roermond ingevolge de instructie, vroeger daarop gemaakt; 3 Juli 1607 werd hij tot drost van Middelaer benoemd; 15 Sept. 1607 werd hem opschorsing van rechtsgedingen wegens schuldvordering verleend, in 1609 stond hij de halve heerlijkheid Horst en het drostambt van Kessel aan zijn zoon Johan (3) van Wittenhorst af; 13 April 1621 berichtten de Staten van het Overkwartier aan den aartshertog vernomen te hebben, dat Walraven van Wittenhorst, drost van Middelaer, wegens hoogen ouderdom en blindheid, het verlangen had te kennen gegeven om zijn betrekking van costumieren raad ten voordeele van zijn zoon Johan van Wittenhorst, drost van het land van Kessel, neder te leggen.
Walraven van Wittenhorst huwde volgens huwelijksverdrag van 15 Mei 1575 met Margaretha van Deurne, dochter van Johan en van Josina van Erp, en na haar dood met zijn nicht Anna Voss, doch-