[Wittem, Jan heer van (1)]
WITTEM (Jan heer van) (1), overl. in 1373, natuurlijke zoon van JanII, hertog van Brabant en van Catharina van Cosselaer, werd in 1329 woudmeester van Judogne, beloofde 14 Aug. 1338 aan zijn natuurlijken broeder Jan III, hertog van Brabant, bijstand; kocht Donderdag na St. Bartholomeus (24 Aug.) 1344 van Gerard van Julemont (zie vorig art.) Wittem, welke koop in 1347 door Gerard's erfgenamen bevestigd werd. 4 Dec. 1345 ontving hij van Jan III, hertog van Brabant, de bierkosen binnen de stad IJssche, in welke plaats hij een huis Wittem bouwde; in 1352, op St. Simon en Judasavond (27 Oct.), kreeg hij van Philippina, vrouwe van Montjoie en Valkenburg, de dorpen Mechelen en Wahlwyler in leen; in 1361 werd hij raadsheer van Johanna, hertogin van Brabant, ook was hij erfmaarschalk van Brabant en burggraaf van Limburg. Hij was gehuwd met Catharina van Holzit, douairière van Houthain, welke vóór 1354 overleed, en vervolgens met Amelberga van Duivenvoorde, erfgename