[Wittem, Arnold heer van (2)]
WITTEM (Arnold heer van) (2), overl. omstreeks 1314, zoon van den voorgaande, werd bij den mislukten aanslag op Keulen in den nacht van 15 Oct. 1268 gevangen genomen, nam deel aan den erfopvolgingsstrijd over het hertogdom Limburg, en aan den slag van Woeringen, kreeg in 1289 Epen in erfleen; in 1291 werd hem een schuld van 204 tournooische ponden afbetaald, in 1295 schonk hij goederen te Simpelveld aan de abdij Val St. Benoit bij Luik, in 1302 komt hij als getuige van Arnold, graaf van Loon, voor, in 1310 (3 Mei) als getuige van Jan II, hertog van Brabant, toen deze aan de Akenaars vrijen doortocht en handel tusschen Rijn en Maas verzekerde; 10 Jan. 1311 zegelde hij het huwelijkscontract tusschen Reinoud II van Gelder en Sophia van Mechelen.
Uit zijn huwelijk met Jutta van Mulrepas sproten twee zonen: Arnold (3) en Gerard, die volgen.
Zie: H. Mosmans, De heeren van Wittem, 20-25, 137-139.
Verzijl