niet in onzekerheid. Herhaaldelijk heeft hij zichzelf afgebeeld, zoowel op jongen leeftijd met zijn knap, levenslustig gezicht en natuurlijk krulhaar, als ouder en ernstiger geworden met een allongepruik, doch nog steeds in fraaie, zwierige kleedij en in romantische omgeving. Waarschijnlijk zijn beste zelfportret is dat, hetwelk thans in het Rijksmuseum te Amsterdam berust, waarop hij zich heeft afgebeeld, gekleed in prachtig roodfluweelen mantel; over zijn schouder hangt aan een gouden keten een medaille met het portret van den keurvorst van de Palts; in zijn linkerhand heeft hij palet en penseelen, terwijl hij met de rechterhand een portret zijner vrouw en dochter vasthoudt. Dit portret werd in 1827 bij het overlijden van Abraham Gevers in publieke veiling verkocht, voor 6000 gulden, en geraakte zoo in het Rijksmuseum te Amsterdam. Andere zelfportretten berusten in museums te Londen, Dresden, Schwerin en Florence. Kramm zegt, dat in de verzameling van van der Marck te Leiden, verkocht te Amsterdam in 1773, een ovaal zelfportret van van der Werff met op de schilderkunst zinspelende figuren onder den hamer kwam, doch hij weet niet waar dit stuk gebleven is. Zijn door J. Houbraken gegraveerd portret komt voor in De Groote Schouburgh der Ned. Konstschilders, het te Florence berustende zelfportret is gegraveerd door Colombini.
Van der Werff overleed 12 November 1722 inzijn fraai huis aan de Delftschevaart naast het Paradijs; zijn begrafenis werd uitgeschreven ‘tegen Dinsdag den 17 November Groote Kerk, Zuidpand nr 62’.
Bij zijn leven had van der Werff een roem genoten als weinige zijner kunstbroeders. Zijn schilderijen waren voor grof geld grif van de hand gegaan, zoodat hij bij zijn dood een groot vermogen kon nalaten. De geheele achttiende eeuw door en ook nog in het begin der negentiende houdt die waardeering stand en brengen zijn schilderijen, die in elke groote kunstverzameling voorkomen, hooge prijzen op. Dan echter komt de kentering en tegenwoordig vindt men zijn kunst, hoewel technisch knap, gelikt en dikwijls op effect berekend. Hij wordt thans de meest karakteristieke vertegenwoordiger van den vervaltijd der hollandsche kunst genoemd, ‘die in academischen trant onbeduidende bijbelsche en mythologische onderwerpen schilderde’. Alleen als schilder van portret-miniaturen worden zijn uitnemende eigenschappen ook nu nog geroemd. In de openbare verzamelingen van ons land zijn zijn schilderijen vrij schaarsch, terwijl daarentegen sommige buitenlandsche museums, München, Dresden en Schwerin, nog vele van zijn stukken bezitten.
In 1868 noemde het gemeentebestuur van Rotterdam te zijner eere een straat de van der Werffstraat. Zijn leerlingen zijn: zijn broeder Pieter van der Werff (die volgt), Hendrik van Limborg, Jan Christiaan Sperling en N. Douwe.
Zelfportretten van hem bevinden zich in het museum te Schwerin (1679), op het Heidelberger slot (1696), in het Rijksmuseum te Amsterdam (1699), de Uffizi te Florence, bij Mr. Fordham in Engeland (1699), op een allegorische voorstelling in de Alte Pinakothek te München (1716), in de Ermitage te Petrograd, het museum te Coblenz en te Versailles. Zijn portret geschilderd door J.F. Douven bij den heer Pflaum, huize Fahnenburg bij Düsseldorf, door H. van Limborch opgehangen op zijn grafnaald; gegraveerde portretten door Desjardins (ook in Galerie de Versailles XI), J. Houbraken, J.E. Haid, C. Colombini, G.M. Preisler (ook in Mus. Fiorentino IV), G.C. Kilian; gelithografeerd door A. Maurin.
Zie: J. Campo Weyerman, De levens-