[Vredenburch, jhr. Mr. Johan Willem van]
VREDENBURCH (jhr. Mr. Johan Willem van), geb. te Delft 6 Aug. 1782, ged. in de Oude kerk 13 Aug., overl. te Rijswijk 14 Dec. 1849, zoon van Mr. Jacob (2), die vóórgaat, en van W.M.v. Assendelft.
Hij bezocht de latijnsche school te Delft, daarna de hoogeschool te Leiden, waar hij in 1802 werd ingeschreven, en promoveerde aldaar 29 Juni 1805 tot doctor in de rechten, na verdediging eener Dissert. de prohibitis nuptiis inter tutorem et pupillam ex jure Romano et hodierno. Hij werd in 1808 vroedschap der stad Delft, in 1815 hoofdingeland van Delfland, later schout en burgemeester van Rijswijk, voor welk ambt hij in 1847 bedankte ten behoeve van zijn zoon. Hij was ook lid der Prov. Staten en schoolopziener in het IXe district van Z. Holland.
Vredenburch beminde het buitenleven: hij woonde meestal op zijn buiten ‘Vreeburch’ te 's Gravenzande, later op ‘Overvoorde’ te Rijswijk, waar hij zich onledig hield met de beoefening der natuurkunde, waarover hij meermalen te 's Gravenhage belangrijke voordrachten hield. Als schoolopziener ijverde hij zeer voor de zedelijke en verstandelijke vorming der jeugd, ook voor de armste kinderen. Toen men bij onze vereeniging met België veranderingen in het lager onderwijs wilde aanbrengen, die hij niet goedkeurde, leverde hij bij den Koning twee Memoriën in, die beide gedrukt zijn. Sedert 1809 was hij lid van de Msch. der Ned. Letterk. te Leiden; later werd hij lid der Holl. Msch van Wetensch. te Haarlem, van het Prov. Utr. Genootsch. en der 1e kl. van het Kon. Ned. Inst. Een zenuwziekte sloopte langzamerhand zijn krachten en zijn gezichtsvermogen, zoodat hij in zijn laatste levensjaren zijn ambten en bedieningen niet meer kon vervullen.
Vredenburch huwde te Rijswijk 19 Juli 1820 met Maria Adriana van der Pot (1795-1861), vrouwe van Groeneveld (de bekende heerlijkheid van Oldenbarneveld's zoon), dochter van Willem en van Geertruida Johanna Specht van Eyk. Uit dit huwelijk sproten 9 kinderen.