[Vlaming van Outshoorn, Cornelis de (3)]
VLAMING VAN OUTSHOORN (Cornelis de) (3), ridder, heer van Oudshoorn en Gnephoek, geb. te Amsterdam 13 Aug. 1613, ald. overl. 10 Febr. 1688, zoon van Dirk (1), die volgt, en van Wendela van Bronckhorst.
In Juni 1636 door koning Lodewijk XIII van Frankrijk te Fontainebleau verheven tot ‘chevalier de l'accolade’. In 1647 droeg hij op de begrafenis van prins Fred. Hendrik den standaard met de wapens van Cuyk. In 1651 weder door Maria Stuart genoodigd op de begrafenis van Willem II, kon hij daaraan wegens ongesteldheid geen deel nemen. Na den dood zijns vaders in 1644 met de heerlijkheid Oudshoorn en Gnephoek verlijd, verhief hij deze heerlijkheid door het stichten van een kerk (1663-65) tot een kerkdorp. Indie (protestantsche) kerk deed hij 19 April 1669 met zijn echtgenoote en zijn twee oudste dochters in het openbaar ‘belijdenis des geloofs’. Hij bezat te Oudshoorn het buiten Kostverloren, later de fraaie buitenplaats Rijnoord, die hij van de familie Boreel gekocht had. Te Amsterdam woonde hij in 1664 op de Heerengracht bij de Huidenstraat, in het eerste der ‘huizen van Cromhout’, later op den Singel, tusschen de Bergstraat en de Blauwburgwal in ‘Den kleynen Dolphyn’. In 1674 werd hij aangeslagen voor een vermogen van ƒ 169.000.
Commissaris der stad 1644, schepen van Amst. 1645-48, raad 1657-88, hoogschout 1649-55. Op den 2en Febr. 1656 gekozen tot burgemeester, was hij ook in dat ambt in 1660, 62, 63, 68, 72, 76, 77, 79 en 80. Op den 12en Febr. 1658 gecommitteerd in het college van Gecommitteerde raden der Staten van Holland en West Friesland, bleef hij dat tot 1659. Raad ter Admiraliteit van Amsterdam 1669-71, Raad van State 1673-75, weesmeester 1682-87, bewindhebber der O.I. Comp. 1677, commissaris van het Goudsche Zandpad.
Hij was prinsgezind; de Prins schonk in 1667 aan zijn nieuw gestichte kerk een gebrandschilderd glasraam (nog aanwezig). Aan C.d.V.v.O. viel dan ook in 1672 de eer te beurt Willem III vanwege de stad Amsterdam met zijn verheffing tot de stadhouderlijke waardigheid geluk te wenschen. Onder zijn bestuur werd de groote Amstelsluis aangelegd. Hij overleed te Amsterdam in 1688; zijn gebalsemd lijk werd naar Oudshoorn overgebracht en aldaar in den familiegrafkelder onder den preekstoel bijgezet.
Hij was te Amsterdam 26 Januari 1644 gehuwd met Nicoläa (Claesje) Hooft, gedoopt ald. in de O.K. 2 Juli 1620, overl. te 's Gravenhage 12 April 1676, begr. te Oudshoorn, dochter van Jacob Willemsz. H. en van diens eerste vrouw Maria Jonckheyn. Claesje, die tot 1669 de remonstrantsche leer was toegedaan, was de zuster van Geertruida, die met Dirk de V.v.O. was gehuwd.
Cornelis de V.v.O. eerde de nagedachtenis van