[Vernaechten, Wilhelmus]
VERNAECHTEN (Wilhelmus), Vornachten (door Brom verkeerd Vemaethen genoemd), pastoor te Hulst (Z. VI.), overl. 20 of 21 Sept. 1397 als proost van het kapittel van Sint Donaas te Brugge. Hij droeg den titel van magister en was doctor in de beide rechten. Waarschijnlijk was hij een der beambten aan het pauselijk hof te Avignon, omdat hij 1354-56 meermalen aldaar voorkomt als procurator of zaakgelastigde van de abten van St. Andries bij Brugge, van Geerardsbergen en Drongen, ter betaling der verschuldigde bedragen voor benoeming, enz. Hij komt 8 Febr. 1354 voor als pastoor van Caprijk. 30 April 1357 werd zijn overeenkomst met Jacobus Woesclant, Westlant, pastoor van de eene portie der kerk van Hulst, met wien hij zijn pastoraat (halve portie van Caprijk) ruilde, door den Paus bevestigd. Daar hij niet meer voorkomt te Avignon, resideerde hij waarschijnlijk in zijn parochie te Hulst. Hij stond in aanzien bij den graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Maele, want in diens verzoek aan den Paus om eenige beneficies voor zijn vrienden, 4 Maart 1363, komt ook hij voor. Hij vraagt voor Guielmo filio Vernaechten, priester van het bisdom van Doornik, een kanunnikdij in St. Donaas, te Brugge, niettegenstaande hij reeds een portie der parochie Hulst en een kapelanij in Scoudee, bisdom Utrecht (parochie in Z. Beveland met verschillende kapelanijen) bezit. Het verzoek werd ingewilligd en 13 April 1367 verkreeg hij de prebende en het dekenaat van het kapittel van St. Donaas, open door den dood van Joh. Guidouche. Hij nam 5 Juli 1368 bezit van zijn ambtswaardigheid. In 1385 komt hij voor als deken. 19 Dec. 1393 werd hij tot proost gekozen van St. Donaas, een waardigheid in vroegere jaren uitsluitend bekleed door de naaste verwanten van den graaf. De proost was tevens kanselier van Vlaanderen. Dezelfde maand Dec. 1393 werd hij als proost voorgesteld door het
kapittel aan den graaf van Bourgondië. Of hij van het hulstersche pastoraat afstand deed, en wanneer, blijkt niet.
Zie: U. Berlière, Inventaire analytique des tibri obligationum et solutionum des arch. vaticanes (no. 300, 352, 372 en 389; dez., Suppliques d' Innocent VI, 1352-1362 (Rome 1911), no. 828, 352; A. Fierens, Suppliques d' Urbain V, 1362-1370 (Rome 1914), no. 709, 229; G. Brom, Bullarium Trajectense II, no. 1581; Galtia Christ. V, 245, 258; Flandria illustrata II, 65, 68; Foppens, Compendium chronologicum episc. Brug. necnon praepositorum decan. etc. (Bruges 1731), 81.
Fruytier