van 12 coupletten werd opgeluisterd en waarin de auteur als ‘Cato van uw vaderland’ werd toegesproken. Daarna vestigde hij zich als advocaat te Amsterdam. Al vroeg had hij zich tot de dichtkunst aangetrokken gevoeld, een neiging, die hem op zestienjarigen leeftijd deed optreden met een Proeve van poëtische brieven. Dat zijn tijdgenooten hem tot hunne groote dichters rekenden, had hij te danken aan het feit, dat hem in 1789-91 twee gouden en twee zilveren eerepenningen ten deel vielen voor prijsdichten, die hem zelfs den lof van Bilderdijk deden inoogsten. Een er van De Onschuld, in 1791 door het leidsche dichtgenootschap met goud bekroond, bleef voorloopig ongedrukt, totdat de Bataafsche mij. van taal- en dichtkunde, waaraan hij een werkzaam aandeel nam, het in het licht deed verschijnen. Tot zijn bekroonde dichtstukken behooren nog De invloed van een vast geloof aan de Voorzienigheid en De lof der naarstigheid. Twee door hem uitgesproken redevoeringen, want de gave des woords bezat hij in hooge mate, waren reeds in 1790 verschenen. Hij herdacht daarin J. Douza en M. Bellamy. Ook werd hij met het lidmaatschap vereerd van het genootschap Concordia et Libertate, waartoe ook Jacob van Lennep's grootvader Cornelis behoorde. Volgens genen was het het vereenigingspunt van alle fraaie geesten van dien tijd, daar vooral stelde men er zich een eer in het woord te mogen voeren, omdat men er zeker van was een schaar van kundige en met smaak bedeelde toehoorders te vinden. Zijn liefde voor muziek en tooneel sprak niet alleen uit zijn in proza gesteld tooneelstuk De zege der ouderliefde, maar ook het tooneellievend genootschap Utile et Amusant, gesticht door Pieter Pijpers telde hem onder zijn acteerende Ieden. In dit sociëteits-theater speelde na de omwenteling van 1795, sinds Mei van dat jaar Andries Snoek en diens zuster Anna met haar lateren
echtgenoot Dirk Kamphuisen. Toen later de aloude stadsschouwburg als ‘Nationale Schouwburg’ heropend en de eeuwenoude band met de godshuizen verbroken werd, traden ook de door deze aangewezen regenten af om onder het nieuwe regime vervangen te worden door commissarissen, waartoe ook V. behoorde.
Doch ook het openbare leven legde beslag op hem. De geoctroyeerde Sociëteit van Suriname benoemde hem tot directeur, later tot president. Slechts 2 van de 3 leden waren toen nog over, daar de erven-van Aerssen hun aandeel voor zeven ton gouds aan de stad Amsterdam verkocht hadden. Toen dit lichaam werd ontbonden, werd het in 1795 vervangen door een comité tot de zaken van de koloniën en bezittingen op de kust van Guinea en Amerika. Ook hiervan werd V. tot president benoemd.
Een warm, welsprekend aanhanger was hij van de beginselen der fransche revolutie: de rechten van den mensch en het idee van vrijheid, gelijkheid en broederschap. In een temperamentvolle feestrede vertolkte hij in het pas opgerichte Felix Meritis die gevoelens met zijn nog in 1795 in druk verschenen rede Over de gelijkheid der menschen. Uit Suriname, dat hem nog altijd na aan het hart lag, vernam hij met voldoening de tijding, dat ook daar de vrijheidsidee talrijke aanhangers had gevonden. Hij was het ook, die in de vergadering van Provisioneele Representanten van het volk van Holland den 4den Augustus 1795 met het voorstel kwam om den G.G. dier kolonie, Jurriaan François Friderici, een tevredenheidsbetuiging te doen toekomen, omdat hij geen gevolg gegeven had aan de uitnoodiging van den uitgeweken stadhouder om de kolonie aan den engelschen vlootvoogd in bewaring te geven. Ofschoon zelf prins-