en het Goenong-Sahariekanaal. In die rivier kwamen hevige bandjirs voor en de daardoor afgevoerde slib zette zich op velden van Batavia en in de nabijheid van zijn haven in zee neder. Daar het laatstgenoemde kanaal het door de Gelder aangelegde scheepvaartkanaal tusschen de haven Tandjong Priok en Batavia kruist, was de Gelder bevreesd voor afvoer van slib uit het Sahariekanaal door het scheepvaartkanaal naar zijn haven en achtte hij het beter, dat het Sahariekanaal, aan welks boveneinde een keersluis was aangelegd, niet gebruikt zou worden door het gesloten houden dier sluis. In een met zijn naam onderteekend ingezonden stuk in het Bataviaasch Handelsblad van 22 Febr. d.a.v. verdedigde Verburgh zijn kanalen als nuttig voor het onmiddellijk naar zee afvoeren van de slib en nu antwoordde de Gelder in het eerst-genoemd blad van 26 Febr. en 3 Maart niet meer anoniem, waarop Verburgh weder in het laatst-genoemd blad van 22 Mrt. antwoordde. Verburgh wees op eenige uit waterloopkundig oogpunt zonderlinge stellingen, door de Gelder geopperd (zie daaromtrent het artikel C.L.F. Post, dl. IV kol. 1092). Nadat de Gelder in de vergadering van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs van 13 Nov. 1883 een overzicht over den aanleg der haven van Tandjong Priok gegeven had, voegde hij (de Gelder) daaraan een verdediging toe van het scheepvaartkanaal, bestemd om vervoer van goederen met prauwen, ook buiten in zee, die somtijds onstuimig is, mogelijk te maken. De Kamer van Koophandel en Nijverheid van Batavia had geschreven, dat dit kanaal onbruikbaar was doordat er tusschen twee draaibruggen te Batavia een 7 à 8-mijls stroom liep. De ingenieur J. de Booy had in een brochure, geïnspireerd door de Gelder, geschreven, dat dit wel het maximum der snelheid zou zijn. In werkelijkheid zal de grootste snelheid wel kleiner geweest zijn, en later kwam de Gelder zeer hevig tegen de mogelijkheid dier snelheid op. Daarentegen was het zeker, dat de
bewering van Verburgh, dat het Goenong-Sahariekanaal de redding van het scheepvaartkanaal was, vooral wanneer in het laatste twee sluizen, een aan weerszijden van het Sahariekanaal gebouwd werden, en waartegen de Gelder zich verzette, juist was. Verburgh had alleen de fout begaan, te schrijven, dat aan de zijde naar de haven van Tandjong Priok een schutsluis, naar Batavia een keersluis moest komen, de bedoeling was het omgekeerde. Hij is over deze fout zeer hard gevallen. Een vriend van de Gelder, J.P. de Bordes (I, kol. 413), deelde in de vergadering van bovengenoemd instituut van 12 Febr. 1884 waarnemingen van de snelheid in het scheepvaartkanaal tusschen Juni en Oct., in den drogen moeson gedaan, mede. De grootste snelheid was ¼ meter, d.i. ½ mijl. De Bordes, die lang in Indië geweest was, wist zeer goed, dat, wanneer de snelheid in den drogen moeson gering is, zij in den natten moeson zeer goed vele malen grooter kan zijn. Verburgh antwoordde de Bordes uitvoerig, en op 10 Febr. 1885 lichtte hij zijn beweringen nog zeer uitvoerig in het instituut toe, waarbij hij wees op vele inconsequenties in de redeneeringen, bij verschillende gelegenheden door de Gelder gehouden. Ook wees hij er op, dat, terwijl de Bordes gezegd had, dat de onbeduidende hoeveelheid van 6500 M.3 slib uit de Tjiliwong afkomstig, 's jaars in de haven van Tandjong Priok en het scheepvaartkanaal nedervallen, die hoeveelheid volgens de officieele verslagen was geweest: in 1882 118000, in 1883 173000 M.3, zonder nog de buitenhaven, waar de slib wellicht uit zee afkomstig is, mede te rekenen.