[Verburgh, Johan Gideonsz.]
VERBURGH (Johan Gideonsz.), een onversaagd zeeman, die zich in den eersten engelschen zeeoorlog onderscheidde. In dienst der admiraliteit van Amsterdam waren hij en Camp van de admiraliteit van Friesland na den zeeslag bij de Cingels (Dungeness), waarin Blake door Marten Tromp verslagen was (10 Dec. 1652), met hun schepen door verlies van ankers en heftigen wind van onze vloot gescheiden. Zij raakten den 13den slaags met twee sterker bemande en zwaarder bewapende engelsche fregatten. In den hevigen strijd, die van zonsopgang tot drie uur na den middag duurde, wist V. van geen wijken. Een der britsche oorlogsschepen werd buiten gevecht gesteld, en zeker zouden zij het tweede veroverd hebben, als hun beider schepen niet zoo zwaar gehavend waren geweest. Nu konden de vijandelijke schepen, ofschoon volkomen reddeloos geschoten, toch nog ontkomen. Volgens den schrijver van De ontstelde zee zou een der twee engelsche fregatten den volgenden dag door een zeeuwschen kaper genomen zijn. V. en Camp hebben zich den hun door de hooge overheid toegezwaaiden lof volkomen waardig getoond. Een jaar later was V. minder gelukkig; toen moest hij zich na den Tweedaagschen zeeslag op de hoogte van Nieuwpoort, afgedreven met nog twee andere schepen van de hoofdmacht, na een uiterst hardnekkigen en kloeken tegenstand overgeven. Hij bleef echter het volkomen vertrouwen genieten van de admiraliteit, die hem later tot schout-bij-nacht bevorderde. In den tweeden engelschen oorlog kreeg hij bevel 15 der zwaarste koopvaardijschepen, in de haven van Cadix aanwezig en toebehoorende aan de handelaars op de Middell. Zee en de Levant, in te huren, ten einde gezamenlijk met de zich daar bevindende kapiteins den Engelschen alle mogelijke afbreuk te doen. Toen de tijdsomstandigheden later veranderden, werd hem gelast met zeven zijner schepen naar Toulon te stevenen om zich daar aan te sluiten bij het fransche eskader onder den hertog de Beaufort (1616-69), ten
einde samen den Britten te lijf te gaan, waar de gelegenheid zich voordeed. Verburgh diende ook onder de Ruyter in 1653 op diens tocht door het Kanaal en later in de Oostzee (1658) en in de Middellandsche Zee (1662/63). Ook aan den tocht naar Chattam (1667), nam hij deel en is denkelijk kort daarna gestorven.
Zie: de Jonge, Nederl. Zeewezen II, 1e en 2e stuk; Camp, Brief aan H.H.M., op het Rijksarch.; De Ontstelde zee; Swinnas, Eng., nederl. en munsterse krakkeelen II (Rotterdam 1668); Bijvoegsel op Wagenaar XII; Brandt, De Ruiter, 547.
Bartelds