[Stieneker, Jan Willem Gustaaf]
STIENEKER (Jan Willem Gustaaf), geb. te Groningen 13 Nov. 1840, overl. te Zutfen 12 Oct. 1888, was de zoon van een infanterie-officier. Na van 1857 tot 1861 aan de Koninklijke Academie te Delft gestudeerd te hebben, verkreeg hij in laatstgenoemd jaar het diploma van burgerlijk ingenieur. Hij werd bijna onmiddellijk volontair bij den aanleg der Staatsspoorwegen en vervolgens bij beschikking van den minister van binnenlandsche zaken van 25 Juni 1862 tot opzichter 5e klasse, en bij die van 1 Aug. 1863 tot adjunct-ingenieur bij dien aanleg benoemd.
Onderwijl nam hij deel aan het vergelijkend examen voor den waterstaat en werd hij bij beschikking van denzelfden minister van 7 April 1863 met ingang van 1 Mei d.a.v. benoemd tot surnumerair bij den waterstaat. Hij werd toegevoegd aan den inspecteur F.W. Conrad (dl. II, kol. 314) en werd bij Koninkl. besl. van 20 Juli 1864 met ingang van 1 Oct. d.a.v. benoemd tot aspirant-ingenieur. Als zoodanig werd hem met 1 Maart 1866 de dienst in het arrondissement Breskens opgedragen, dien hij 1 Mei 1867 verwisselde met dien in het arrondissement Roermond. Op 26 April 1867 werd hij met ingang van 1 Oct. d.a.v. benoemd tot ingenieur 2e klasse. Op 1 Juli 1870 werd hij naar Maastricht, op 1 Jan. 1872 naar Terneuzen overgeplaatst. Op 8 Mei 1876 werd hij met ingang van 1 Juni d.a.v. bevorderd tot ingenieur 1e klasse.
Te Terneuzen heeft hij de ontwerpen gemaakt voor eene verbetering van het nederlandsche gedeelte van het kanaal van Gent naar Terneuzen. Alvorens hieromtrent de noodige schikkingen met België gemaakt waren, werd Stieneker met ingang van 1 Juli 1877 te Nijmegen geplaatst en belast met den dienst in het 1e rivierarrondissement. Behalve de zeer belangrijke verbeteringen aan de rivier de Waal, die met den Boven-Rijn dit arrondissement uitmaakte, werd hem ook de leiding opgedragen van de stroomsnelheidsmetingen op den Boven-Rijn, de Waal, het Pannerdensch Kanaal den Beneden-Rijn en den Gelderschen IJsel, die door zijn ambtsvoorganger R.O. van Manen waren aangevangen. De uitkomsten zijn in de Verslagen aan den Koning over de Openbare werken van 1878 en 1879 opgenomen. Zonderling was het, dat zij op voorstel van H.S.J. Rose (dl. IV, kol. 1166) nog weder onveranderd zijn opgenomen in de Verhandelingen Koninklijk instituut van ingenieurs van 1879-1880; zij beslaan daarin met die, in 1875 en 1876 door C.F.M.H. Schnebbelie op de Maas gedaan, een afzonderlijk gepagineerd tweede deel.
Stieneker werd in het begin van 1888 door eene zielsziekte aangetast, waarvoor hem 20 Febr. van dat jaar verlof uit den Rijksdienst verleend werd. Hij overleed in een gesticht.
Hij was ongehuwd.
In De Ingenieur van 20 Oct. 1888 wordt hij herdacht; zijn portret komt voor in dat blad van 1 Dec. 1888.
Ramaer