rentmeester der freules de Keverberg, die het kasteel Aldengoor te Haelen bij Roermond bewoonden, welken post hij gedurende twintig jaren met ijver en nauwgezetheid vervuld heeft. Te Aldengoor legde hij eene kleine verzameling munten en penningen aan, die hij sedert dien altijd vermeerderde, ook hield hij zich toen met opgravingen van romeinsche oudheden bezig. Na het overlijden der freules de Keverberg keerde Slanghen 1 Mei 1853 naar zijn geboorteplaats terug. In 1857 werd hij burgemeester van Hoensbroeck, wat hij bleef tot aan zijn dood, ook is hij tusschentijds eenige jaren burgemeester der naburige gemeente Voerendaal geweest, waar de regeering ten gevolge van partijtwist geen inwoner met die betrekking had willen bekleeden. In zijn ledige uren was Slanghen beeldhouwer en oudheidkundige. In beide vakken heeft hij veel goeds geleverd. Zijn talrijke voortbrengsels op het gebied der snij- en graveerkunst kenmerken zich door fijne bewerking en uitvoerigheid der details. Hij schreef o.a.: Het Markgraafschap Hoensbroeck, gevolgd door geschiedkundige aanteekeningen over het land van Valkenburg (Maastricht 1859, 331 blz. 8o, met 2 platen); Bijdragen tot de geschiedenis van het tegenwoordige Hertogdom Limburg (Amsterdam en Sittard 1865, 215 blz. 80).
Slanghen was in 1863 een der medeoprichters van het Provinciaal genootschap voor geschiedenis en oudheidkunde in Limburg, maar heeft later voor zijn lidmaatschap bedankt. Ook was hij sedert 1873 lid van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden. Eenige dagen voor zijn dood maakte hij een testamentaire beschikking ter stichting eener beurs voor leden zijner familie en jongelieden uit Hoensbroeck, die zich aan de studie van een of ander wetenschappelijk vak willen wijden.
Zie: Maasgouw (1882), 805-806.
Verzijl